A) Literaire Creatie
1 Gedichten
3 ‘Krantengedichten’ (lukraak
woorden aanstippen en dan als gedicht neerschrijven)
Taal heeft melodie
Zeg het me
als zij met genot
op brood bijt
Muziek loopt dichtbij
binnen een seconde
Kennis winden
binnen ogen en het voorbeeld
Peuteren mits ruimte
in de koe
Met La Paloma
als dom aroma
Bewindvoerders concluderen
sensoren knipperden
‘Sterfhuisconstructie’
met fonkelnieuwe noodlanding
Op Google Streetview
Gezichtsherkenning
op basis van koffie
Mijn muze
Uitgeput en uitgepuurd
Overbodig gepieker
Eindelijk af, bijna verzuurd
Het maakt mijn drang alleen maar
zieker
Machteloze ziel
in een tragische concentratie
Wat moet ik toch aanvangen
met die bizarre fixatie ?
Veert ze recht ? Knielt ze neer ?
Nu liefst geen val
van mijn pied-de-stal
Hemellichaam
Ze hangt daar zo mooi te schitteren
Kraters en al
De heldere winterkou doet me
bibberen,
maar’t is voor haar regelmaat dat
ik val
Ze komt en gaat
Controleert zeeën en weeën
en oogst veel lof
in het heelal
Kijkend uit mijn Veluxraam
ga ik door met het bewonderen
Van Janneke Maan
MAS
Ongelooflijk, maf
te gek voor woorden,
Schandalig en straf
Kras!
Nog maar net af
en er zit al een barst
in het glas van ons MAS!
Moderellen
Hevige discussies, geruzie
tussen de rekken
Harde soldenstrategie
‘Wie was er eerst ?’
Eerst gepast of eerst gezien ?
Schelden, getrek en geduw
Huismoeders zijn sluw
Propere nagels, vuile truken
Topje scheurt, kledingStuk
Pret-à-porter in 1 ruk
De Stad
Aan kasseien geen gebrek
De Stad
Aan kasseien geen gebrek
trotse Brabo in mijn nek
Elegante stroom zonder volt
Handjes, oevers en koffiebonen,
de buildrager die een shagje rolt
Pannenkoeken, wafels & ijs
Quinten Matsys blijft vertederen
Ook al ben ik weg, op reis
Park
Kinderwagens in
alle formaten op een rij
aan de rand van
de stedelijke graspartij
Moeders in gesprek
over koetjes en kalfjes
over hele
affaires en halfjes
Eekhoorns zijn
niet de enigen
die vechten om
een eikel
De drukte, het
lawaai, het gesmos:
parken zijn
gewoon een light-versie
van een bos
Treurdennen
op koningsblauw tentzeil
Fatale vakantie-vlekken
Naaldloze defecte takken aan de
gemutileerde den
verbergen hun jaloezie niet
Hogerliggende frisgroene naalden
kijken op hen neer
Houten oudjes huilen hete hars uit
ellende
Zou mijn lichaamsgewicht in de
hangmat
er iets mee te maken hebben ?
WATOU
(workshop
Creatief Schrijven - 4 augustus 2012) Beeld + Gedicht
Greep
Na een wilde draf
klamp ik me vast
aan ongrijpbare poten
Een achterwaartse tackle
in pure beelden gegoten
Vieren
Houterig dansen,
vieren op de vliering
In oude stallen
met digitale dieren
Jezus
Hij komt er aan
Korrelig kinneke
Jezus
Wat een verassing,
ondanks alles
toch groot
geworden
Met open armen
verwelkomt hij
grondige hoop en
staalhard geloof
In een stofjas
gehuld
zal ook hij
wederkeren
Maar heb
alsjeblieft
nog wat geduld
2 Humor/Absurde teksten
Rita, de obese kalkoen
Ze keek naar
links. Ze keek rechts. Alles vrij? Goed zo! Met gekke pasjes waggelde Rita naar
de andere kant van de Huidevetterstraat, het welgekende winkelwalhalla van
Antwerpen. Omstreeks sluitingstijd en met fonkelende oogjes vol shoplust
kakelde ze zich een weg naar een sjieke damesafdeling. Meer precies naar de
wand met accessoires, op zoek naar een vuurrode glimmende strik. Zenuwachtige
kraaloogjes taxeerden de overvloed aan prullen.
Vera Clampeur,
het archetype van de blonde verkoopster die misplaatste arrogantie verwart met
discrete en stijlvolle bediening, stond drie meter verder tussen de robuuste
kleerhangers een koppeltje te ergeren met onophoudelijk gekir. Nadat ze de
boodschap eindelijk begrepen had en de aftocht blies, bemerkte ze de twijfelende
Rita. Op haar luide pumps klakte ze richting gevogelte en herkende onmiddellijk
de feestelijke buitenkans. Nog voor het volgevreten beest zelf een keuze had
kunnen maken, was ze al getooid in een prachtige goudkleurige strik.
Een dure streep
textiel, afgewerkt met kleine rode kerstballetjes. Het zat de gevederde klant
werkelijk als gegoten. Maar dat Rita daar bovenop plots in een veel te kleine
papieren zak gepropt werd door Vera, dat was een glazen winkeldeur te ver! De
metalen kleerhanger die door haar keel en ingewanden gespiest zat, zou vrij
snel een eind maken aan dit kerstdrama. Je kon Vera veel verwijten, maar dat ze
heel handig uit de voeten kon met kleerhangers was wel een feit.
Drie uur later
werd ‘Rita-met-bosbessensaus’ uitgeroepen tot het gastronomisch hoogtepunt van
een emotioneel veeleisend jaar. Op de sober aangeklede feestdis bleef van Rita
niet veel meer over dan wat afgekloven knoken en een zwartgeblakerde strik.
Veel
belangrijker dan de rondgevulde buikjes van de familie Clampeur, was het besef
dat het strikken van een kalkoen in het midden van de stad al bij al toch niet
zo moeilijk bleek. En voor de liefhebbers van een krokante dubbele bodem:
Kerstshoppen is moordend!
Genesis
Het was een
zootje, die stoffige dinsdagochtend in het wijde Niets. Dag op dag exact 6
miljard jaar geleden had een Zwart Gat met rommelende darmen en waanzinnige
buikkrampen zich aan twee felgekleurde melkwegstelsels vastgeklampt. ‘Oei-oei,
dat gaat hier niet goed aflopen’, sakkerde het Zwarte Gat moedeloos. ‘Pruttel
nu niet tegen, dan ben je er sneller vanaf’, kweelde Haley van op een
aanzienlijke afstand, terwijl zijn staart voorbij flashte. Na het verorberen
van meteorieten en een kleine geut supernova deed het Zwarte Gat eindelijk waar
het goed in was: heelder stukken heelal opslokken en spacebrol uitspuwen. De
druk op het diepste deel van deze slokop bereikte stilaan het punt van
verzadiging. Oorverdovend trompetgeschal alom toen het verse aardbolletje het
sterrennet in vlamde. Met alles er op en er aan: Vuur, water, gas en steen. Aan
de fauna en flora op dit verse hemellichaam was weliswaar nog wat werk…
Luchthaven
De luchthaven is
verre van veilig. De landingsbaan kan er nog wel mee door, maar de vertrekhal
is spekglad vanwege de rondhuppelende roereieren en opgewonden ontbijtworstjes.
Eiwit van de schrik voor tien hongerige en dikbuikige Duitsers die op de koop
toe het grof geschut hebben uitgenodigd. Dronken douaniers drommen om het
onfortuinlijke concept heen, benieuwd naar de kleur van plat getrappeld
misverstand. ‘Welk zwijn heeft deze buitenkans afgeknald en laten sudderen in
z’n eigen jus?’ jammerde de blinde airhostess tegen een hardnekkig gerucht.
Laatstvermelde roddel hing al uren in de lucht, maar niet voordat een
luchtverkeersleider er even zijn wijsvinger in had gestoken.
‘Een koekje,
oké. Maar toch niet van hetzelfde deeg?’ sputterde zijn Duitse herder nog even
tegen. ‘Daar bak je toch niks mee?’ joelden de Taxfreedomfighters en dansten
heel de feestdag aan flarden in hun geurige guerilla-uitrusting. Ze bleven als
hitsige nicotinepleisters op het paffende tarmac kleven. Van goede manieren
bleef nu geen spaander meer heel en de juiste tactiek koos het hazenpad met een
lichtreflecterende schijnbeweging. Inschepen met borden vol omelet, het is en
blijft een risico!
3 Zeer Kort Verhaal
Landschap
Vanuit haar sobere bungalowkeuken
kijkt Theresa wantrouwig naar de dreigende hemel.
‘Wat denk je Toldo, zal het hier
losbarsten ?’
Toldo kwispelt zenuwachtig tegen de
tafelpoten en de knokige beentjes van zijn bazin en gaat dan heel ongemakkelijk
onder het veel te kleine keukentafeltje liggen.
‘Bangerd !’, gilt ze naar de
verontruste Dalmatiër, die angstig naar buiten staart.
Door het gaas van haar weduwesluier
ziet Theresa de donkere wolken samenklitten boven de Alpen. Dit verschijnsel
doet haar helemaal niets. Niet zoals die andere gril van de natuur waar ze 55
jaar mee getrouwd was. De gigantische sparren aan het eind van het steile
bergpad deinen moedig met de krachtige windvlagen mee.
‘Veel wind, dat ben ik gewoon. Op
de meest ongepaste momenten.’, lacht ze het gerommel dat uit de wolken
neerdaalt weg. Het rustig kabbelend bergriviertje aan het eind van de helling
wordt stilaan overstemd door de aanzwellende storm die over de bergkam giert.
‘Eigenlijk wel fijn dat ik dat
vreselijke riviertje even niet moet aanhoren. Het lijkt te veel op het lawaai
van zijn opzettelijk luidruchtige plasbeurten. Kan ik eindelijk doorslapen.’
Het gehuil van de hevige windstoten
doet haar terugdenken aan het dronken gewauwel in de woonkamer tijdens
nachtelijke braspartijen met de dorpsidioot.
‘En zou je niet beter verhuizen met
al die pijnlijke herinneringen onder dit dak ?’, had haar kleindochter vorige
week nog voorgesteld.
‘Koeien en zuurstof , meer heb ik
niet nodig!’ galmde door de veranda.
Straatmuzikant
(5 verschillende
versies: scenario/krantenkop/lied/sixletterstory/scifi)
1 Scenario
‘Hello-hello, ik
ben Pedro en ik doe ook verzoeknummers!’, ‘Hello-hello, we all sing along, sing
a-long’ Hey! Jij daar, stop daarmee!’
Pedro bemerkt in het bescheiden groepje
toeschouwers een besnorde oude man met zijn rimpelige handen in de
boodschappentas van een nietsvermoedende kokette dame graaien. De vrouw trekt
grote ogen wanneer Pedro ‘Hey!’ in haar richting roept.
‘Wie, ikke? Ik doe toch helemaal niets
verkeerd, jongeman?’
‘Nee, niet U, mevrouw, HIJ DAAR, ACHTER U!’
Met een atletische sprong staat Pedro twee
seconden later aan de andere kant van zijn gitaardoos. Hij grabbelt over de
eerste rij mensen net naast de kraag van de zakkenroller, roept ‘Opzij!’ en zet
de achtervolging in. De oude dief is geen partij voor de goedgetrainde
straatartiest. Nog voor ze de overkant van het plein bereiken, tackelt hij de
pickpocket. Met een stevige greep houdt hij de man in bedwang tot de
politiecombi arriveert.
2 Krantenkop
“BUSKER VAT DIEF
OP PLEIN”
3 Lied uit de Middeleeuwen
Een troubadour
kliste een dief
Met zijn hand in
iemand anders zijn gerief
Oh de
rechtvaardigheid na deze laffe daad
Deze nobele held
van de straat
speelde vrolijke
nootjes op zijn luit
En de oude dief
droop af
zonder buit
4 Six-Word-Story
De gitaardoos
was leeg bij terugkomst
5 Science-fiction
Droid Pedro0012
staat de lange stroom eco-vluchtelingen een beetje te entertainen aan de rand
van de kleine woestijnstad. Wanneer hij zijn volgende astronautenlied aanheft,
valt zijn bionisch oog op een oude hagedisman aan de kant van een zandgeul. De
reptielachtige figuur probeert krampachtig wat kostbare metalen uit een lijk te
peuteren. Het lichaam van de gesneuvelde Sterrenjager is al in ver gevorderde
staat van ontbinding, maar verdiend meer respect dan die oneerbiedwaardige
dissectie. Met één krachtige laserbeweging blaast Pedro0012 de onrespectvolle
mutant enkele meters verder. Deze blijft verlamd tegen een kleine hangar liggen
tot een patrouille van de RuimteFederatie hem oppikt en terugbrengt naar zijn
reservaat.
4 Observatie/Korte klasopdrachten
Merel (vogelperspectief)
De zon gooit al
een warme gloed over de horizon als Merel gracieus haar vleugels uitslaat en
zich van op de kerktoren de diepte in stort. Ze ziet in haar valbeweging de
kleine, tot stipjes herleide mensen krioelen als mieren. Ze wriemelen door
elkaar tussen de kraampjes van de jaarmarkt, dus vandaag zijn het extra veel
stipjes. Wat een pracht ! Ze fladdert krachtig verder en na een wijde bocht
over de rivier die de stad in tweeën snijdt, ziet ze in de verte een naaldwoud
opdoemen. De dennentoppen lijken haar gevederde buikje net niet te kriebelen
terwijl ze er rakelings over scheert.
‘Donkergroen
onheil, hier heb ik niets te zoeken’, bedenkt ze en verandert zelfbewust haar
koers. Ze ziet haar geliefde bestemming al van ver liggen: de felgele akkers en
helgroene weilanden waar ze zo graag sappige insecten uit de lucht plukt. En ze
is niet alleen want onder haar flitst een troep zwaluwen met identiek dezelfde
plannen.
Vernederingen
Na de jarenlange
vernederingen die hij had moeten ondergaan op de werkvloer, besloot Hugo dat
het welletjes was geweest. Nu was zijn tijd gekomen. Na het driftig hertimmeren
van haar gelaat zou zij, het manwijf met een afkeer voor persoonlijke hygiëne,
het woord censuur nooit meer in de mond kunnen nemen
Ochtendruzie tussen echtgenoten
'Wat zeg je ?’
Dialoog kok-kelner
Ochtendruzie tussen echtgenoten
‘Nee, ik blijf
er bij, Gary. Je doet dadelijk die gifgroene joggingbroek weer uit en je trekt
die zwarte pantalon aan die ik gisteren van de stomerij heb afgehaald. Of je
kan fluiten naar je koffie.’
‘Maar die broek
spant zo in mijn kruis. Als ik me in mijn gemakkelijke zetel nestel, is het net
alsof mijn edele delen door 2 marmeren boeksteunen bijeen gedrukt worden. Dat
hou ik juist geteld 15 minuten vol en dan gaat die broek weer uit. Heb je
liever dat Lisa en de klanten me in boxershort door de praktijk zien flaneren
?’
‘Tut-tut. Er
hangen nog genoeg andere exemplaren in je kleerkast.’
‘Maar…’
‘Niks te maren,
terug naar boven. En haast je want de kinderen rijden vandaag met jou mee. Het
is jouw beurt om ze heelhuids aan de schoolpoort af te leveren’
‘Ook dat nog…’
'Wat zeg je ?’
‘Dat er toch
helemaal niemand in de praktijk rondloopt die aanstoot gaat nemen aan mijn
vlotte tenue? Heb je de outfits van mijn doorsnee patiënten al eens goed
bekeken ?’
‘Dat is nog geen
reden om als een achtergestelde woonwagenbewoner voor de dag te komen. Hup naar
boven voor een deftige broek. En geen smoesjes meer !’
‘Tegenover mijn
groepje psychiatrische patiënten ben ik met deze broek nog te chique gekleed.
En zoiets werkt vaak contraproductief.’
‘De enige die op
dit moment contraproductief werkt ben jij. Naar. Boven. Voor een deftige broek.
Je gaat de deur niet uit met dat lelijke vod aan je
lijf. En verwacht vandaag geen sandwiches met speculoospasta in je
boterhammendoos...’Dialoog kok-kelner
KO - Wanneer
vertrekken die twee kwartels ?
KE - Twee
kwartels ? Waar ?
KO - Voor je
neus. Op dat dienblad.
KE - Oh, dat
gevogelte ! Zijn die voor mij ?
KO - Nee, tafel
negen zou ze graag proeven. Tenminste, als je er niets op tegen hebt ?
KE - Nee hoor,
ik weet zeker dat jij straks ook iets heerlijk gevleugeld voor me fixt. Met jus.
KO - Met jus nog
wel. Het zal eerder iets met gehakt worden als je zo doorgaat.
KE - Hoezo ?
KO - KWARTELS !
KE - Ja, ja. Ik
ben niet doof. Die staan hier. Je hebt ze me net nog aangewezen, weet je het nog ?
KO - Waar heb
jij in godsnaam school gelopen ?
KE - Waarom ?
Ben je niet tevreden ? Ik ben toevallig wel opgeleid door het echte leven. Het
viel zomaar in mijn schoot en ik ben er niet ondankbaar om.
KO - KWAR-TELS !
NU !
KE - Denk je nu
echt dat die beesten zullen luisteren naar een brulboei als jij ? Spreek ze aan
met wat meer respect en hartelijkheid, dan krijg je er zeker meer van gedaan.
*Potten
rammelen – Glazen breken – Ober vliegt *
5 Columns
Het witte blad
Overwin die
maagdelijk witte schrijfdrempel met een sierlijke duik in dat wonderlijke
letterbad. Probeer woordensalto’s op deze springplank naar prille kladversies. Kribbelen,
doorhalen en herschrijven. Schrap het overbodige en voeg aantrekkelijke
adjectieven toe. Het angstbeeld van een wit blad papier is als een blafgrage
hond die nooit zal doorbijten. Aai je tekstualiteit tot de geschikte letters,
weloverwogen woorden en zinnen zich aanbieden. Frequenteer die hondenwei vol
interpunctie. Laat je taalgebruik kaïeten bij spellingblunders. Borstel fout
gekozen uitdrukkingen en vage beschrijvingen weg. Koester het zwoegen bij de
opbouw van een tekst. Aanschouw het kwispelstaarten van je versgeschreven
A4’tje wanneer de onoverzichtelijke woordenbrij de gewenste vorm heeft
aangenomen. Het is een begin.
Broekenparfum
Antwerpen-Noord
en de omliggende gemeenten zijn niet echt streken waar ik de laatste tijd veel
aandacht aan heb besteed, maar ik moest er onlangs toch zijn. Om even iemand
thuis te brengen. Een treinstakingslachtoffer uit Ekeren. Toen ik mijn
werkwillig vrachtje gelost had, merkte ik dat de volgende dwarsstraat op een
bekend kruispunt uitkwam. Een reeks laagbouwgevels met een koningsblauwe
luifel. Meeval! De auto kan ik vlot in een vrije parkeerplaats manoeuvreren.
Waar is de naam op de luifel naartoe? Aangezien er niets meer op het programma
staat vandaag, stap ik nieuwsgierig de winkel binnen. Zouden het nog steeds
dezelfde winkeleigenaars zijn? Ik herinner me de struise moederkloek met luide
stem achter de kassa en haar 3 vrij onaantrekkelijke, maar heel gedienstige
dochters nog heel goed. Mijn ganse kindertijd heb ik in de doolhof van dit
hoekhuis-met-magazijn alle kleinste hoekjes verkend die er maar te verkennen
waren. En het was me daar een boeltje! We noemden het de ‘denim-bunker’, een
lage en slechtverlichte aanbouw. Propvol gestouwd met jeans- en
corduroybroeken. En qua winkelinrichting is de tijd gewoon blijven stilstaan.
Nog steeds die rare, penetrante geur. Een muffe exotische mengeling van zweet
en textiel. En slechte parfums, vermoedelijk afkomstig van de drie dochters.
Tot begin de jaren negentig reden we om de 6 maanden naar jeansmagazijn ‘De
Kolenboer’ voor nieuwe pantalons. Voor heel de familie. Vaderlief werd toch
altijd thuisgelaten. Om verschillende redenen. Hij wou sowieso niet en volgens
moeder kwamen we vooral met zaken thuis die we niet echt nodig hadden. Het
duurde dan nog eens dubbel zo lang erbovenop. Als we dan na enkele uren passen
en afrekenen (het was er àl-tijd lang aanschuiven aan de kassa) terug
thuiskwamen met onze buit, was het alsof
er nog een wolkje Kolenboer ontsnapte uit de plastic draagtassen. De andere
klanten kijken een beetje bezorgd nu ik hier in het midden van de dag en een
jeanswinkel sta en mijn ogen af en toe sluit. Het kan me niets schelen. Ik laat
mijn vlezige rolluikjes zakken, neem diep adem, blaas rustig mijn longen leeg
en kan me een heerlijk tafereel haarscherp voor de geest halen. Het duurt
telkens niet lang, maar de geur van de winkel is nog sterk genoeg om de
diaprojectie in mijn hoofd van beelden te voorzien. Het is exact dezelfde walm
die toen uit de draagtassen opsteeg. Het katapulteert me weer naar de tijd dat
we nog met zijn vieren waren. De stilaan lang vervlogen periode dat we nog een
pa hadden. Ik sluit de ogen en zie hem met een halve blik uit de woonkamer
gluren en keuren wat ma op de kop getikt had om hun twee roodharige nakomelingen
te kleden: kniebroeken!
Onbetaalbaar.
Verkeer(d)! (ergernisverhaal)
Eén bruikbaar vel toiletpapier na een uit de hand gelopen grote boodschap.
Lege bancontactautomaten,
volle vuilniszakken die op de meest onmogelijke momenten doorscheuren en
plakkerig zand tussen je tenen na een strandwandeling. Onvoldoende zendbereik
om een dringende sms te kunnen versturen, verkeerde bestellingen of ontbrekende
items in je papieren afhaalzak van een hamburgerrestaurant. De soundtrack van
non-stop gillende kleuters aan een schier eindeloze rij tot de rand gevulde
winkelkarretjes die bumperklevend en tergend langzaam naar twee van de acht
geopende kassa’s toe kruipen. Waar het anders zo ongenadige scannerpistool niet
echt wil meewerken.
Het zijn slechts
enkele voorbeelden van micro-ergernissen die me wel eens een kleine vloek doen
ontglippen. Onverwachte ‘ongemakjes’, maar wat mij persoonlijk betreft nog vrij
‘beheersbaar’ in de dagelijkse omgang. Op de ‘Binnenfretterij’-schaal van 1 tot
10 scoren ze een magere 4. Het zijn plaagstootjes in vergelijking met mijn
eigen, niet klein te krijgen KwelKampioen.
Scoort een
vlotte 10/10 en komt van achter het dashboard gekropen op het moment dat ik de
stresssleutel in het contact friemel. De 30.000 autokilometers woon-werkverkeer
die ik jaarlijks afhaspel zitten er natuurlijk voor iets tussen. Je weet niet
wat je ziet op onze nationale autowegen: eigenbelang en ‘je-m’en-foutisme’
heersen. Het recht van de sterkste en brutaalste. En kan er mij iemand
vertellen waar in godsnaam de hoffelijkheid gebleven is?
Zie daar mijn
grootste ergernis: Het Verkeer. Specifieker? Drukke kruispunten waar iedereen
gewoon blijft aanschuiven, zonder zeker te zijn dat ze de overkant halen. Lukt
dat niet? ‘Spijtig, maar ik sta goed.’, zie je ze gewoon denken. Het feit dat
ze het hele kruispunt blokkeren, is op dat moment van ondergeschikt belang.
Oorzaak nummer 1 van het fileleed in de stad.
De irritatie
bestaat vooral uit het feit dat ik wéét dat het me allemaal zal ergeren, maar
dat ik me niet of nauwelijks zal kunnen beheersen. Gelukkig voor de andere
weggebruikers blijft mijn razernij beperkt binnen de grenzen van ons eigen
koetswerk en is er van fysieke agressie nooit sprake.
Ik weet namelijk
hoe ik tot tien moet tellen om te kalmeren. Ik ben op de hoogte van bepaalde
meditatietechnieken die je ademhaling naar beneden kunnen halen.
Maar ik weet ook
hoe mijn stuur smaakt. Geconfronteerd met de kortzichtige en egoïstische
manoeuvres van andere chauffeurs, is het alsof mijn harde schijf plat gaat.
‘Grrr’ommen,
scheldtirades met woorden waarvan ik niet eens wist dat ik ze kende, een plotse
stijging van mijn bloeddruk. Met platte, uitgestrekte handen op mijn dijen
kletsen, het hoofd afwenden. Het is geen prettig zicht, en al helemaal niet
leuk om naast te zitten. Voor de duizend-en-zoveelste keer: ‘Sorry voor de geluidsoverlast,
Eva!’.
Om zo’n
verkeersincident te ontmijnen, hoeft zij me maar 1 vraag te stellen: ‘Zal ik je
kepietje uit de koffer pakken? Dan noteer ik wel even het proces-verbaal…’
Onmiddellijk
resultaat. De moedeloze grijns op mijn gezicht verraadt de verdrijving van de
explosieve bui waar ik me in bevond. Al is het opmerkelijk dat deze ezel zich
toch altijd weer tegen diezelfde steen blijft stoten.
Ik hoop dat het
wat mildert de komende jaren.
Paniek
Aan de voordeur aangekomen, sta je klaar om met trillende hand de sleutel in het slot te wriemelen, wil de buurman nog snel iets komen vragen!
Willekeurige
getallen optellen. Aan een heerlijke vakantie terugdenken. Op of tegen een
bank, muur of zetel zitten of aanleunen. Met een lichte kromming in de benen je
knieën tegen elkaar aanwrijven. Diep in- en uitademen. Ter plaatse staan
trappelen als een pinguïn die zich aan de voorselectie van ‘So You Think You
Can Dance’ waagt. Hard in je vingers knijpen om je gedachten af te leiden van
die plots opzettende behoefte. Iedereen beschikt zo wel over een persoonlijk
verfijnde techniek om zijn eigen blaas te misleiden. Hét vraagstuk waar ik maar
geen oplossing op kan vinden: waarom heeft de locatie waar je je bevind een
invloed of je wel of niet moet ontlasten? Waarom beginnen mijn darmen zich
onrustig te manifesteren bij FNAC en Decathlon, en niet in een ‘gewone’
supermarkt? Zweetdruppels op het voorhoofd, scherpe buikkrampen, de paniek is
onbeschrijfelijk als er niet onmiddellijk een toilet beschikbaar is…
6 Kort Verhaal
‘Er was eens…’
een geweldig
charmante ijscoman die Charly heette en die met een enthousiaste deskundigheid
zijn vers gedraaid ijs verkocht aan de rand van het plaatselijke stadspark. Hij
parkeerde zijn aantrekkelijk uitgedoste ijskreemkar op een strategisch goed
uitgekozen plek, en dit reeds vanaf de eerste schuchtere lentestralen tot en
met de laatste zachte najaarsdagen.
Zijn ijsjes
waren zó verrukkelijk dat er op mooie en drukke zomermiddagen paaltjes met
linten dienden geplaatst te worden, om de lange rij wachtende klanten in
ordelijke banen te leiden. Zijn cliënteel bestond voornamelijk uit vrouwen die
hun onrustige kinderen enkele uren lieten ravotten in de gammele speeltuin van
het park. Het bracht hem na een tijdje op een idee. De levenslustige en
flierefluitende vrijgezel Charly zorgde ervoor dat de moeders van die pistache-
en vanillehappende koters met een mysterieus glimlachje naar de zandbak vol
joelend grut op metalen speeltuigen terugkeerden. Aan de zéér appetijtelijk
uitziende mama’s maakte hij er namelijk een gewoonte van de ijsjes aan te
reiken in een papieren servet waarop hij, naast de naam van de zaak, zijn
persoonlijk telefoonnummer had laten drukken. Met een suikerzoete grijns en de
fluisterende woorden ‘Ik kan jou ook laten smelten’, overhandigde hij de
wafeltjes en bakjes vol felgekleurde bollen ijs aan de verraste en intussen
lichtblozende vrouwen. En zijn suggestieve servetten misten hun doel niet.
Door de
intensieve mond-tot-mondreclame stond zijn telefoon wekenlang roodgloeiend met
ondeugende oproepen van verwaarloosde huismoeders, drukbezette zakenvrouwen en
op passie beluste jongedames. Talloze losse flirts met getrouwde, gescheiden en
alleenstaande moeders later, was Charly’s reputatie gekend tot ver buiten de stadsgrenzen.
Niet alleen bij het vrouwelijke deel van de bevolking, maar stilaan kregen ook
de bedrogen wederhelften lucht van deze uitgekookte ijscomanpraktijken. En die
op hun ijspik getrapte heren lieten het er niet zomaar bij !
Op een stralende
zomerochtend stonden enkelen van hen Charly op te wachten aan de ingang van het
park, gewapend met koord, keukenrol en dikke rode viltstift. Charly wou met een
goedgemikte grap het ijs breken, maar hij kreeg al snel een forse prop
keukenpapier in de mond geduwd. Drie woeste echtgenoten hielden hem in bedwang,
terwijl de anderen de ganse inhoud van zijn goeddraaiende ijskar aan
nietsvermoedende passanten uitdeelden.
Toen zijn vaste
klanten tegen het middaguur met hun kinderen aan de speeltuin arriveerden, hing
Charly nog steeds gekneveld en spiernaakt vastgebonden aan de hoogste eik van
het park. Uit al zijn lichaamsopeningen staken friscostokjes en afgebroken
ijshoorntjes, maar de spreekwoordelijke kers op de ijstaart kon iedere
voorbijganger op zijn borstkast lezen. De korte, maar veelzeggende rode
boodschap: ‘OP GLAD IJS’.
Kontant voor Konrad
De biljetten van
500 euro ritselen heen en weer tussen mijn trillende vingers. Hoeveel keer heb
ik ze nu al geteld vannacht? Vier, vijf keer? Het kan ook meer zijn. Ik moet er
echt zeker van zijn dat de 40.000 er liggen, anders zit ik nog dieper in de
puree. Maar goed, aan hoeveel zat ik alweer, 25.000? Of was het al 32.000?
Purper is
sowieso niet mijn favoriete kleur, maar nu maakt zelfs het fysiek contact met
die flappen me misselijk. Ligt hier achter de zetel nergens een handdoek rond
te slingeren? Hoe zie ik er in godsnaam uit? Ok, ik heb enkele uren geleden een
wereldmatch gespeeld, maar ik heb achteraf toch uitgebreid gedoucht? Mijn hemd
is al terug drijfnat van de zweetdruppels die tussen mijn schouders naar
beneden blijven sijpelen. Even mijn hoofd onder de koude waterkraan houden zal
wel helpen. Een beetje afkoelen kan nooit kwaad na zo’n dolle avond. Het kan
ook zeker geen kwaad nog wat zeep door mijn handen te jagen. Door de wrijving
met de briefjes zijn ze grijs en mijn vingers stinken. Het is en blijft vuil
geld.
Twee dagen
eerder was ik - zoals gewoonlijk - als eerste gearriveerd op de club. Het is
gewoon sterker dan mezelf. Ik wil in alles de eerste of de beste zijn. Ook
tijdens de laatste oefenstonde uit mijn loopbaan. Al mijn vorige werkgevers
bewieroken mijn onberispelijke concentratie en professionele houding, zowel op
als naast het veld. Ze moesten eens weten. De ruime parking aan de zijkant van
het stadion was zo leeg als het gevoel dat ik al enkele dagen achter me aansjouwde.
De twijfel was
al in mijn hoofd geslopen na een babbel met Oskar, het
manusje-van-alles-en-nog-wat. Lang nadat onze thuiswedstrijden afgelopen zijn,
is het de gepensioneerde weduwnaar Oskar die de grote lichtpylonen uitschakelt
en het aftandse, maar sfeervolle stadion in totale duisternis te slapen legt.
Hij is ook één van de weinige zielen waarmee ik een echte band heb opgebouwd.
Al de anderen laten nooit in hun kaarten kijken. Hij zal toch niets
vermoeden?
“Konrad
Grabnetic, onze redder in nood!”, had hij op geheel eigen wijze over de parking
gebulderd toen hij me in het vizier kreeg. “Klemvast, Konrad. KLEM-VAST! Samen
met het roodwitte legioen houden we gewoon de nul op het bord”, was het tweede
afgezaagde, maar goedbedoelde cliché die hij naar me slingerde. Van hem kan ik
dat verdragen, RoodWit is zijn leven. Als levenslang supporter maakt het deel
uit van zijn vaste ritueel. Ik laat Oskar meestal uitrazen terwijl ik verder
naar de kleedkamer slenter. Hij was de eerste die ik echt leerde kennen bij
mijn aankomst. Wees me de weg in de stad, regelde de nodige papieren en kwam
regelmatig bij me over de vloer. Ik kan altijd op hem rekenen.
Kan ik het
maken, op de belangrijkste wedstrijd in de clubgeschiedenis van de afgelopen
jaren? Daar bovenop, mijn eigen allerlaatste wedstrijd? Diep vanbinnen wist ik
dat Oskar zich geen zorgen hoefde te maken. Mijn besluit stond al langer vast:
ik zou in schoonheid eindigen. Voor Oskar. Voor de hondstrouwe achterban. En
ook voor mezelf, ik zou het mezelf nooit kunnen vergeven.
Na die anderhalf
uur durende training kwam ik stralend van zelfvertrouwen uit de douche
gehuppeld. Ja, ik was zeker van mijn zaak: om mij te passeren zouden de
streekgenoten een mirakel nodig hebben. “Grabnetic Onverslaanbaar?”, las Oskar
luidop voor uit de sportkatern van de ochtendkrant. Ik ken de taal na drie jaar
nog steeds niet voldoende om heel de krant te kunnen lezen, maar de kop boven
het artikel was duidelijk. Er zou
helemaal geen 0-1 op het bord komen.
Nu eerst even
bekijken wat ik Ruby en Boris kan voorschotelen, de stakkers.
Bij de aanblik
van een quasi lege ijskast dringt het nu pas echt tot me door: ik breng hier
mijn allerlaatste nacht door. En alleen nog wel, dat is sinds mijn doorbraak
ook niet meer zo vaak voorgevallen. Noodgedwongen zal ik vannacht een tukje
moeten doen op de fauteuil, het enige meubelstuk dat hier achterblijft. De
zetel heb ik aan Jeanne beloofd, de buurvrouw die Ruby en Boris zal adopteren.
Ze komt de bank morgen ophalen. De rest van mijn spullen heb ik al in enkele
sportzakken en kartonnen dozen ingepakt. Volgens de telefonist van de
verhuisfirma die ik eerder contacteerde, komt de truck morgen rond tien uur om
alles op te halen. De vriendelijke stem die uit de hoorn sputterde, had nog
eens bevestigd dat mijn aanwezigheid niet vereist zou zijn tijdens het ophalen
van de lading. Omstreeks tien uur zal ik straks al op het vliegtuig zitten.
Hoop ik, terwijl ik de fonkelende skyline van de stad zorgvuldig in me opneem.
Ik zal ze missen, die lichtjes. De gedachte aan het warme Mali-Losinj in de
Adriatische Zee verdrijft mijn tristesse.
Wie had drie
jaar geleden durven denken dat ik het dit keer zo lang zou uithouden op
dezelfde plek? Op deze plek? Na omzwervingen in Scandinavië en ondanks een
valse start is alles hier toch nog wonderwel op zijn pootjes terecht
gekomen.
Euh… is dat het
schurende geluid van de liftdeuren? Onmogelijk. Ik verwacht nog wel bezoek,
maar die zullen moeten aanbellen, net zoals iedereen. Enkel Oskar weet de code
van mijn voordeur en die komt nooit onaangekondigd. Toch even kijken in de
gang. De nachtelijke stilte doet werkelijk pijn aan de trommelvliezen. Van een
volgepakte arena naar een lege woonkamer, het verschil is te groot. Niets te
zien, misschien een storing van de liftbesturing? Ik hoef me er niet druk in te
maken. Morgen gebruik ik hem voor de laatste keer.
De eerste
maanden bij RoodWit waren een hel geweest. Ik kende niemand en het clubbestuur
deed ook geen enkele moeite om eventuele aanpassingsproblemen op te lossen. En
dan waren ze nog verbaasd dat mijn doorbraak zo lang op zich liet wachten. De
hand in eigen boezem steken, daar heeft het uit een klein groepje
gepensioneerden en dementerenden bestaand bestuur van RoodWit nog nooit van
gehoord. Geflopte transfers, frauduleuze sponsors, schimmige investeringen, het
was altijd de schuld van een ander. Binnen de spelersgroep heb ik dan nog één
van de betere contracten, maar de betaling van de lonen gebeurt de afgelopen maanden
steeds onregelmatiger. Niemand durft te protesteren en ook ik hield wijselijk
mijn mond. Ik had eigenlijk helemaal geen reden tot klagen. Op uitzondering van
enkele Engelse vaktermen op het veld, zwijg ik tegen mijn medespelers. Ze
vinden me maar een rare vent. Een leraar van mijn lagere school zei ooit al
eens tegen mijn doodzieke moeder. “U hebt een bijzonder kind. Er komt niets
uit, maar toch kan hij mee met de rest.” Wel, die zwijgzaamheid is me altijd
goed van pas gekomen. Als eenzaat door het leven gaan, heeft zeker ook
voordelen. Moederziel alleen in een stad overleven zonder charmant vrouwelijk
gezelschap, is duur.
Ik ging als een vos
op jacht naar sappige kippen en vond ze in “The Comet”. Handig, een hippe
discotheek achter de hoek van je appartement. Gevuld met de meest
appetijtelijke jongedames uit de provincie. Ik vraag me nog steeds af waar de
bestuursleden met hun verstand zaten toen ze mij deze residentie toewezen.
Grote gewillige blondines in overvloed, ik was meteen verkocht. De eerste twee
maanden gingen mijn karige maandlonen en sporadische winstpremies integraal op
aan vertier met de Komeetmeisjes. Ik liep er met beide voeten in.
Ik kan een brede
grijns niet onderdrukken als ik achter in de ijskast nog een bakje gekookte vis
voor mijn twee harige huisgenoten ontdek. Terwijl ik de twee eetbakjes vul,
hoor ik mijn mobiele telefoon tekeer gaan in de woonkamer. Ik weet goed genoeg
wie me op dit uur probeert te bereiken, maar kijk de persoon aan het andere eind
van de lijn liever in de ogen als ik mijn kant van het verhaal doe.
Zo! Even nog wat
pletten en jullie feestmaal is klaar. Pluizige staarten dansen trillend om mijn
gespierde kuiten, begeleid door een opgewonden miauw-concerto. “Profiteer maar,
tijgers. Vanaf morgen krijgen jullie eten van een ander baasje.”, roep ik
overdreven luid. Alsof ik mijn onrust kan maskeren met wat extra decibels.
Decibels? Die
heb ik de laatste jaren genoeg getrotseerd. Decibels afkomstig van de volle
tribunes, nog hardere decibels als ik op versiertoer ging. Elke andere gedachte
aan ‘The Comet’ is minder geil, wegens gelinkt aan Fantero. De zaakvoerder van
de discotheek had me op een avond aan zijn privétafel gesommeerd. Hij had me terloops
gewezen op de stilaan astronomische omvang van mijn openstaande rekening, maar
stelde me wel meteen gerust. Verblind door zoveel duizelingwekkende decolletés
zag ik het addertje niet. In ruil voor enkele ‘tegenprestaties’ zou hij mijn
schuld wegvegen.
Volgens Fantero
bestaat er voor elk probleem een oplossing. Ik hoop dat hij zijn eigen wijze
woorden niet vergeten zal zijn.
Hij zal wel
begrip tonen voor mijn situatie. Ik was zijn garantie op succes, toch?
Loyaliteit, daar mag toch ook iets voor
in de plaats staan? Goh, nu ik eraan terugdenk: het is intussen al twee jaar
geleden dat ik tussen de zachte rode zetels van de Cometlounge mijn eerste
betaling had ontvangen en zijn twee gorilla’s ontmoette. Hoe heten ze ook
alweer? Darko en euh… Yisdinges. Het lukt me nog altijd niet om de naam van die
tweede tiep te onthouden. Ondanks het feit dat hij tijdens één van de vorige
ontmoetingen op een volle dansvloer een jachtmes tegen mijn keel drukte omdat
ik hem vriendelijk met ‘Yisdinges’ had durven aanspreken. Met mijn sterke lijf
heb ik normaal niet veel te vrezen, maar ik was blij dat Fantero slechts één
oorverdovende vingerknip nodig had om zijn griezel weg te sturen. Ik kan me de
hele scene nog zo voor de geest halen, net als de laatste keer dat Fantero me
thuis kwam opzoeken.
“You doet er toch nieman pain mee? You let ein ball slip. It iz win-win für Konrad en Fantero”,
had de gluiperige maffiabaas me in een idioot klinkende mengeling van gebroken
Engels, koeterwaals Duits en Antwerps dialect met een schraperige stem
toevertrouwd. “Null-Eins”, grolde hij
nogmaals, om zeker te zijn dat ik de boodschap niet verkeerd begrepen had.
“Je kan op me
rekenen, ik hou mijn kant van de deal”, had ik hem nog nagestameld toen hij de
gang op de bovenste verdieping bijna ten einde was. Darko en Yismadinges
stonden als dronken paarden luid te grinniken toen de deuren van de lift met
een schel geluid dicht gleden en ze met hun baas naar beneden zoefden.
Nog een keer,
nam ik mezelf voor. “Nog één keer een bal te kort terugspelen of een knullige
flater begaan, dan is de poen binnen. Dàn kan ik ermee ophouden”, hoorde ik
mezelf binnensmonds mompelen. Wist ik veel dat mijn eergevoel veel groter zou
blijken dan de angst voor een kale maffiabaas? Gelukkig lag de 40.000 euro nog intact in mijn
lege appartement. “Als ik dit teruggeef, is alles voorbij”, probeerde ik mezelf
wat wijs te maken.
Misschien komt
hij ook helemaal niet, nog beter. De herinneringen aan zijn vorige bezoekjes sturen
weer een onaangename rilling over mijn voorhoofd. Ik plof in de zetel als een
zak bintjes en trek voorzichtig de knieën omhoog zodat ze over de zijleuning
kunnen bengelen. De beste manier om na een zware match de pijnlijke
lichaamsdelen wat te ontlasten. Mijn ligamenten snakken naar rust, ze hebben
het weer zwaar te verduren gehad. Terwijl ik een dikke enveloppe tussen de
zitkussens prop, besnuffelen de twee katten de voordeur van het appartement
alsof er elk moment een extra lading verse vis zal worden geleverd. Wat hebben
die twee toch? Ze zijn helemaal uit hun normale doen.
Ik was al heel
de week uit mijn normale doen, maar vanavond was ik echt top. Drie zo goed als
gemaakte doelpunten waren in mijn handschoenen blijven kleven. Bal na bal ranselde
ik uit mijn kooi. De euforie omwille van de overwinning en het bijhorend behoud
in de hoogste klasse was van korte duur. Twee-nul was immers niet de afspraak.
“Uugh ! wat
?…Boris ga van mijn buik, idioot!”
Verschrikt veer ik recht in de zetel. 02:52?
Is het echt al zo laat? De gifgroene getallen van de digitale ovenklok knallen
de schemering van de woonkamer binnen.
Ze lijken me wel
te hypnotiseren. Het duurt even voor ik de silhouetten van twee kleerkasten
rond mijn gepakte spullen bemerk.
“Hoe komen
jullie hier in godsnaam binn…” Ik krijg geen kans om mijn vraag af te maken.
Terwijl ik aanstalten maak om op te staan uit de zetel, wordt mijn reactie met
een doffe tik op mijn achterhoofd brutaal beantwoordt.
“What was de deal, Grabnetic?”, fluistert
een bekende stem op enkele centimeters in mijn linkeroor als ik weer bij kom.
Liggend op de grond met mijn gezicht naar beneden hap ik naar adem.
“Null-eins,
Fantero, ik weet het. Hier in de zetel ligt jouw 40.000 euro, het spijt me
echt. Ik kon het gewoon niet.”
“Interessiert me
nichts. My chiefs furious, Konrad!”, echoot het gebulder door de woonkamer.
In mijn ooghoek
zie ik Darko met de enveloppe grijnzend zwaaien naar zijn baas. Er sijpelt wat
bloed van mijn hoofd op de grond en mijn ribben kraken onder het domme gewicht
dat mijn rug plet. Yismadinges is dringend aan een dieet toe.
“Ik heb niet
meer dan het bedrag in de enveloppe, Fantero. Please, het is alles wat hier nog
te halen valt.”, probeer ik hem nogmaals te overtuigen.
Hij kijkt eens
rond in het lege appartement en net als ik denk dat hij me zal ontzien, klikt
hij hard met zijn duim tegen de ringvinger. De pijn die ik drie seconden later
voel, is onbeschrijfelijk. Met een rake sprong verbrijzelen de glanzende
bottines van Darko mijn beide knieschijven. Verplettert tussen marmer en
gorilla gil ik het uit als een speenvarken.
“Sadisten!”,
krijs ik hen na.
Ik dreig het
bewustzijn weer te verliezen als de felle halogeenverlichting in de gang
aanspringt. Nu pas zie ik de roerloze Oskar op de grond voor de lift liggen.
“Beesten, Oskar
had hier niets mee te maken!”, kerm ik richting voordeur.
Fantero steekt
rustig zijn rechterwijsvinger omhoog en brengt ze naar zijn getuite lippen,
terwijl hij met zijn andere hand naar de onfortuinlijke Oskar wijst.”
“Ssst….’
Lambretta-missie (reisverhaal)
Deel 1 ‘Bye-Bye Antwerp’
Vrijdag 7 Januari 2011, 17u15. In de
omgeving van Antwerpen-Noord staan drie gemotiveerde avonturiers bij valavond
te trappelen om de 1200km lange rit naar Slovenië aan te vatten. Doel van de
reis? Een Lambretta 200SX zonder kleerscheuren van Kastav (Kroatië) naar
Antwerpen (Banana Republic België) overbrengen, met een tussenstop in Ljubljana
(Slovenië). Een volgetankte VW Caddy met omvangrijke kofferruimte en gewapend
met een goed gevulde schoofzak davert over de kinderkopjes van het Schijnpoort
richting E313. Een nachtelijke tocht die ons dwars door Nederland, Duitsland,
Oostenrijk en Slovenië zou voeren.
De eerste 2 uren van onze reisweg
verlopen in de onvermijdelijke drukte van de vrijdagavondspits, al valt die
(dankzij de vakantieperiode) nog best mee. Richting Nederland razen we
eindeloze slierten vrachtwagens voorbij. Deze wegreuzen proberen nog net wat
extra kilometers af te leggen voor het weekendverbod voor vrachtverkeer zou
ingaan.
Vanaf de Duitse grens vordert de trip
steeds vlotter, mede dankzij de attente co-drivers. Plichtbewust zorgen zij
voor het wisselen van CD’s, geklooi met GPS en het aanreiken van sloten koffie
en krachtvoer in de vorm van pistolets, mandarijntjes en chocolade zeevruchten.
Ook op culinair vlak zou dit reisje een voltreffer worden!
Algemene animositeit alom bij de eerste
pi(t)sstop in een Duits benzinestation: een te snel gekozen bierblik bezorgt
Patrick een wel héél traumatische ervaring: ‘Alcoholvrij bier? Jakkes!’.
In opperste concentratie zoeven we
doelgericht voorbij de naamborden van Koblenz, Mannheim, Stuttgart, Augsburg en
München. Op de schaarsverlichte maar biljartvlakke Duitse autosnelwegen loopt
onze beurtrol kilometervreten meer dan gesmeerd. Na een kort maar deugddoend
hazenslaapje ergens op een parking rond Rosenheim kopen en kleven we het
Oostenrijks wegvignet op de voorruit en bedwingen het laatste rechte stuk naar
Ljubljana. De ochtend is mistig, maar ondanks onze prutoogjes halen we het wel.
Stipt om 9u ’s ochtends arriveren we bij ‘Stari Tisler’ in een verlaten
Sloveense hoofdstad. Het lijkt wel of alle Ljubljanezen lekker lang uitslapen
op zaterdag…
Deel 2 ‘Hello Ljubljana’
Ons pittoresk pension ligt pal in het
midden van het oude stadscentrum. Een oude gerenoveerde schuur tussen recentere
gebouwen, een rare aanblik. Nadat we onze (lichte) bagage in de bergplaats van
de keuken (!) hebben gezet, begint de zoektocht naar een geschikt etablissement
om een stevig ontbijt te scoren. Een queeste die bij gebrek aan geopende
horecazaken al snel de vorm aanneemt van een uit de kluiten gewassen
stadverkenning, inclusief marktbezoek en de aanschaf van 2 kilo heerlijk verse
Balkan-tomaten. Een sobere croque-monsieur met espresso in een oubollige
brasserie blijkt op zaterdagochtend het hoogst haalbare te zijn…
Na het proeven van een ‘burek’ (de
plaatselijke ‘koffiekoek’) aan de overdekte markt naast de rivier keren we
terug naar ons pension voor een verkwikkende douche en dito siësta. Een kleine
avondwandeling brengt ons bij valavond tot aan een kroegje waar het interieur
een duidelijke hint geeft welke muziek je er mag verwachten: ruige ‘R ’n R’ !
Het is hier in ‘Rock Bar Scratch’ dat we onze eerste frisse ‘pivo’ (Sloveense
pils dus) naar binnen gieten als aperitief.
Een uur later waggelen we de oevers van
de Ljubljanica-rivier af tot we een geschikte plaats gevonden hebben om onze
voeten onder de tafel schuiven. Na amper 10 minuutjes ‘menukaartenonderzoek’
stappen we binnen bij restaurant ‘Julija’. Ons karige ontbijt van eerder die
dag wordt meer dan voldoende gecompenseerd door een matig geprijsde maar
uitmuntende 2-gangen maaltijd. Prosciutto met mozarrella, carpaccio, gnocchi
met gorgonzola, gnocchi met truffel, goulash: het smaakt allemaal even verfijnd!
Alles wordt natuurlijk deskundig doorgespoeld met een pivo en een straf
espressootje. We rekenen af en keren
terug naar het toeristische epicentrum waar er toch wat ‘passage’ te bespeuren
valt. ‘Zaterdagavond, nergens een feesje waar we ons nuttig kunnen maken?’
Na
een half uur doelloos rondslenteren en ‘artistiek-verantwoorde-plaatjes-schieten’
in de buurt van het station, botsen we op een intrigerende binnenplaats. Enkele
anarchistische uitziende medemensen baten er kennelijk hun clublokaal uit. De
eenvoudige barak lijkt meer op een kraakpand dan op een normale kroeg, maar
toch smaakt de frisse halve liter en zelfgerolde soulfood er even lekker…
Met een spannende zondag voor de boeg
duikelen Patrick, David en Mike na een laatste vaas pivo op de binnenkoer van
het pension uitgeteld in hun (nogal krappe) bedjes. Lights out, morgen vroeg op
voor een spannende dag in buurland Kroatië!
Deel 3 ‘Oldtimer-Day’
Patrick, David en Michael ontwaken met
een prille winterzon en rekenen na het inpakken en uitchecken nog op een kloek
ontbijt om het laatste deel van de reis tot een goed einde te brengen. De
manier waarop we de hulpzame bejaarde dame van het pension met handen en voeten
probeerden uit te leggen wat we graag op de ontbijttafel zagen verschijnen,
leek erg op een gesneuvelde scène uit ‘Fawlty Towers’. We troffen met haar de
enige persoon in heel de stad aan die ons echt niet kon antwoorden in
eenvoudige Engelse woorden. Maar het ontbijt met eitjes en vers appelsiensap
deed echt wel deugd en niet veel later flitsten de zuidwaartse witte lijnen van
de snelweg onder onze wielen. Patrick had telefonisch met verkoper Dorijan
afgesproken aan een kruispunt net buiten de woonplaats van de Kroaat. Ook diens
vader Emil stond ons na een vlotte rit van een uur (en ook wel norse blikken
van de wantrouwige Kroatische douaniers) al hartelijk op te wachten aan de
kleine woning in de heuvels boven Kastav.
Fier en enthousiast toont de pasgetrouwde
vrachtwagenchauffeur Dorijan ons al de schaalmodellen, bekers en medailles voor
zijn afgewerkte en terecht bekroonde oldtimer-projecten. Die staan te pronken
in het kleine tuin-kantoor samen met een NSU scooter (type Pretis) en onder de
carport staat een legergroene MotoGuzzi met sidecar. Heel de tuin ligt bezaaid
met voertuigen die geduldig op restauratie wachten. Al lijkt het uiterlijk van
twee ‘mos-Mercedessen’ een vrij hopeloze zaak. En tenslotte opent Dorijan de
deur van zijn kleine atelier…
Op de mobiele werkbank staat de reden van
onze trip naar Zuid-Europa: de hagelwitte body van de Lambretta 200SX.
Eindelijk! Zorgvuldig wordt het frame en alle gedemonteerde onderdelen van de
scooter in lakens en afgedankte T-shirts gewikkeld. Samen met een aanzienlijke
hoeveelheid extra wisselstukken worden ze behoedzaam in de kofferruimte geladen
en stevig vastgesjord.
Na een glas fruitsap en een kijkje in het
trouwalbum van het jonge koppel nemen we afscheid van deze vriendelijke Balkanbewoners
met de belofte contact te houden. Nauwelijks een kwartier later passeren we de
Kroatische grens in de andere richting en met frisse moed beginnen we aan de
lange tocht huiswaarts.
Zondagnacht om 03:15 kan de scooter
eindelijk in zijn Antwerpse garagebox gestald worden met het oog op definitieve
assemblage en afwerking. Tevreden trekt iedereen uitgeteld naar de bedstede.
Missie Volbracht !
Barry’s sneakers
Het daglicht blonk al enkele uren fel door zijn glazen voordeur toen Barry eindelijk de reclamefolders van de koude tegels in de hal bijeen scharrelde. Op alle andere dagen etaleerde hij de correspondentie op de dressoirkast om geopend en nagekeken te worden door zijn vrouw Mariette.
Maar vandaag was
anders. Zijn blik viel op een verfrommeld strookje dat tussen de
supermarktaanbiedingen geklemd zat.
‘Raar, heel
raar.’, had Barry nog luidop tegen niemand in het bijzonder opgemerkt.
‘Normaal belt
Herman-de-Postbode altijd meermaals aan om aangetekende zendingen aan te
bieden, maar nu heb ik hem toch niet gehoord? En hij weet dat ik bijna altijd
thuis ben. Raar.’
Barry had nog
wel enkele andere boodschapjes te plegen, dus verdween de strook in de
achterzak van zijn jeansbroek. Eerst voorzag hij zijn harige lieverds van nog
wat extra brokken kattenvoer, bond een warme sjaal rond zijn nek en trok de
voordeur met een stevige knal dicht.
Na een bezoek
aan de bibliotheek, een doe-het-zelf-zaak en de bakker achter de hoek slenterde
hij verder tot aan de ingang van het kleine postkantoor. Een hele rij klanten
stond reeds voor de schuifdeur te wachten. Er waren nog zeker zes minuten te
vullen voor het einde van de middagpauze.
Genietend van
het profijtige herfstzonnetje stak Barry nog snel een sigaretje op. Hevig
lurkend aan zijn Tigra haalde hij het strookje uit zijn achterzak en
controleerde de gegevens. Het adres in het vakje ‘GEADRESSEERDE’ klopte over
heel de lijn. Huisnummer en al. Alleen de naam kende hij van haar noch pluim.
‘Kabo Maikel.
Mmm, lijkt wel de naam van een filmpersonage.’, dacht Barry bij zichzelf. Wist
hij veel dat de waarheid niet ver uit de buurt lag. Kabo was een Keniaanse
acteur die afgelopen week op de planken had gestaan in Antwerpen. Zijn reis
naar België was hem zomaar in de schoot gevallen. Naast zijn performances in de
straten van Nairobi, was hij al vier maanden aan het trainen om de zoveelste
Keniaanse hardloper te worden. Toen een Europese impresario hem opgemerkte
tijdens een auditie ging alles snel. Kabo zou al dansend op zoek gaan naar een
nieuw leven. Hij gaf een vals verblijfadres door aan de organisatie en na zijn
alom geprezen optreden in het Zuiderspershuis nam hij (weliswaar met een omweg)
haastig de benen.
Om even over
half twee stroomde een groepje ongeduldige klanten door de schuifdeuren van de
Post. Barry nam ook een nummertje en bleef over de mysterieuze ‘Kabo M.’
fantaseren.
‘NUMMER 80 WORDT
BEDIEND’ verscheen met een luide pling op het scherm van het rommelige
postkantoor.
‘Eindelijk !’
Barry stormde enthousiast naar de vrijgekomen plaats aan de balie.
‘Mevrouw, dit
moet een vergissing zijn’, sprak hij plechtig tot de vrouw achter de balie.
‘Dit is wel mijn
adres, maar niet mijn naam.’
‘U hebt het
strookje. U pakt de zending mee. Zo simpel is dat. Hier tekenen.’, vatte de
postbeambte geïrriteerd de situatie samen.
Barry durfde
haar niet tegen te spreken. Na de obligate krabbel voor ontvangst, stak hij het
pakje onder de arm en haastte zich naar huis om de vreemde zending te bekijken.
Hij legde zijn
buit op de keukentoog en ook de twee katten kwamen toekijken. Hun neuzen
stonden op scherp. Ze besnuffelden het kartonnen doosje als een bezetene. Na
het doorknippen van de plastic linten plooide Barry voorzichtig het deksel naar
achteren.
Vrachtwagens
raasden voorbij de verdwaalde Kabo. Dikke tranen plonsden van zijn kaken en
vermengden zich met olie en andere smurrie op het asfalt. Moederziel alleen zat
hij snikkend op een bankje van de parking die bij een tankstation van de E40
richting Kust hoorde.
Blootsvoets,
zonder geld, papieren of contacten staarde hij naar de vrolijk gestemde
reizigers met buitenlandse nummerplaten aan de parkingstroken van de overkant.
Die koude voeten
had hij enkel en alleen aan zichzelf te danken. Zijn schoeisel had hij moeten
laten staan tijdens zijn vlucht door Anjas keukenvenster. Kabo leerde haar
kennen na de laatste voorstelling. Ze hadden samen nog wat gedronken, hij deed
haar veel lachen en genoot met volle teugen van haar aandacht. Drie uur later
zette ze haar adoratie verder in de slaapkamer van haar gelijkvloersappartement.
En van het een kwam het ander. Ze waren allebei elk besef van tijd kwijt toen
haar verloofde zijn sleutel iets te vroeg in het slot van de voordeur schoof.
De nietsvermoedende Maurice was wegens een staking vroeger naar huis
vertrokken. Kabo nam nogmaals de benen, dit keer iets luchtiger gekleed en met
iets meer haast.
De katten hadden
hun nieuwsgierigheid echt niet meer onder controle en stortten zich ‘kop eerst’
in het doosje. Barry duwde de katten uit zijn buurt en haalde een paar
sportsneakers tevoorschijn. Bruin, maat 44 en aan de witte zolen te zien weinig
gedragen. Een bekend modemerk met een polospelertje, maar duidelijk namaak. Een
verkeerde bestelling via het internet kon dit niet zijn. In beide exemplaren
zat een grauw en stevig geurend sportsokje.
‘Daarom gaan
jullie zo fel tekeer: Sokken!’, giechelde Barry tegen de tegenpruttelende
huisdieren.
‘Waarom stuurt
er iemand in godsnaam mij zijn gebruikte sportschoenen? Het is zelfs mijn maat
niet!’ Barry bekeek nogmaals het deksel van de doos en kon nog vaagjes een
Brussels adres ontwaren. In grillige letters, nog net leesbaar doorheen de postklever.
Kabo was vooral
opgelucht toen een vriendelijke politiepatrouille hem na een
identiteitscontrole meenam. Voor hem betekende dat vooral: warme voeten, een
maaltijd en een zacht bed. Hij wilde eerst terug op krachten komen. Zijn eerste
poging was dan wel mislukt, zijn vastberadenheid was niet aangetast.
‘Toch even dat
adres door Google draaien.’ Barry was vastbesloten om de sneakers aan hun rechtmatige eigenaar terug
te bezorgen. Via de zoekmachine kwam hij op het spoor van de dansdelegatie
waarmee Kabo het land was binnengekomen.
Barry typte het
telefoonnummer van het betrokken evenementenbureau in zijn smartphone en drukte
op de ‘CALL’-toets. Hopelijk was het nummer dat hij in de online gids had
teruggevonden, juist.
Een vriendelijke
mannenstem nam op. En die vermoedde waar de klepel zou kunnen hangen. Twee
dagen later bevestigde hij per mail dat zijn persoonlijke assistente Anja de
schoenen wel degelijk aangetekend verstuurd had. En neen, de echtheid van het
adres dat Mijnheer Kabo opgegeven had, werd vooraf niet gecontroleerd. Het
dansgezelschap zorgde zelf voor gastgezinnen tijdens het verblijf. Via hun
eigen contacten en daar moeide het kantoor zich niet mee.
Barry bleef de
bizarre zaak uitspitten. Exact twee weken later stond hij met de inhoud van het
pakket aan de deuren van de gesloten instelling voor asielzoekers in
Steenokkerzeel. Een man in uniform opende de toegangsdeur en verwees Barry naar
een loket met bijhorend wachtzaaltje aan het eind van een lange gang. Na een
kwartiertje kwam een toezichter hem halen en stapten ze samen door enkele
beveiligde deuren.
Met een brede
glimlach nam een zichtbaar verheugde Kabo zijn sportschoenen en fris gewassen
sportsokken in ontvangst. Door het hek van de beveiligde ruimte heen probeerde
hij Barry innig te omhelzen. Vooral het idee dat iemand zich zoveel moeite had
getroost om zijn schoenen terug te bezorgen, gaf Kabo weer wat moed bij om zijn
tocht vooral niet op te geven. Op deze sloefjes zou hij het Beloofde Engeland
wél bereiken !
Gootslagers (offer-scène)
Een donkere
wolkenmassa dreef tegen hoge snelheid over de verzameling grote grijze
woonkubussen op de begane grond. In de verte kreeg het landschap al een
streepje meer licht, maar zelfs de zwakke opklaring kon de sombere aanblik van
Kwadrant 1 niet verbeteren. In het jaar 2045 domineerden beton en metaal de
andere drie Kwadranten. Geen bossen, geen weilanden, geen groene stroken en
nauwelijks plantaardig voedsel. Kwadrant 1 was nog de meest leefbare streek en
stond twintig jaar eerder bekend als ‘Groot-Brabant’. Er leefde nog klein wild
en enkele soorten knaagdieren om de Gootslagers voldoende vlees te bezorgen. Jagen
was al enkele decennia streng verboden, maar aan de rand van de grote
transportassen vielen nog voldoende verkeersslachtoffers. Het was een kwestie
van snel reageren: meestal was het kadaver nog vers genoeg om in kleine
clandestiene porties te verwerken en online te verkopen. Vers vlees was zo duur
geworden dat enkel de industriëlen en magistraten genoeg geld en plaats hadden
om een persoonlijke veestapel te houden. Wind, regen of opzichters: niets kon
de Gootslagers afschrikken. Elke dag en nacht gingen ze op pad. Op zoek naar
platgereden marters, konijnen, fazanten, vossen, egels, eekhoorns, houtduiven
en ga zo maar door.
Maar vandaag
waren ze vrij.
‘Ben ik blij dat
het ein-de-lijk weer even droog is. Hoe lang was het intussen alweer geleden, negen
weken? Zelfs na dertig jaar kan ik nog steeds niet aan die alles verterende
nattigheid wennen.’
Marcello Rosti
tuurde bij deze opmerking voor alle zekerheid toch nog even omhoog, alsof de
dreiging van zijn donkere wenkbrauwen een volgende neerslagmarathon kon
voorkomen.
’Elf! Volgens
mij waren het er zelfs elf…’, neuzelde de benjamin van het gezelschap snoeverig
en ongevraagd tegen de anderen.
‘Negen of elf.
Het maakt toch niks uit, Martin ? Of verdenk je ons ervan dat we niet kunnen
tellen?’, beet de norse Marc Gatelle hem toe.
‘Laat hem toch,
Marc. Hij moet nog veel leren en niet iedereen is even getalenteerd en euh…
ambitieus als jij.’, suste Marcello zijn kompaan.
In vrijwel
identieke grijze regenjassen stond het kwartet een minder druk moment af te
wachten om de drukke transport-as te kruisen. Oversteekplaatsen voor
voetgangers waren er al jaren niet meer. Er waren nauwelijks nog voetgangers
dus waarom de dure verf nog aan zebrapaden verkwisten?
‘Allez, tis de
moment. Alleman voesj, oveursteke !’, gilde de 68 jarige Armand Allost, ook wel
bekend als ‘Den Oude’, terwijl hij zijn linker- en rechterhand naar voren drukte
tegen de ruggen van zijn kompanen. Met grote passen stapten ze toe op de deur
van het magazijn aan de overkant. Opspattend slijk van een voorbij razende
dienstshuttle raakte nog net de onderkant van hun rafelige broeken.
‘Merde! Mijn
laatste droge exemplaar naar de vaantjes!’, riep Marc toen hij het water in
zijn synthetische schoenen voelde sijpelen. Den Oude had intussen drie keer
kort luid op de deur gebonkt met zijn knokige vuist.
‘Nog net op tijd
!’, jubelde Martin, terwijl hij gans de rit had zitten jammeren. Dat ze niet op
tijd vertrokken waren. Dat Marc niet snel genoeg reed. Dat hij zijn eerste
Offeravond ging missen. Dat Hoofdslager hen niet meer zou binnenlaten. En zo
ging dat maar door. Tot Den Oude een bebloede prop textiel in zijn jaszak
ontdekte en op dringend verzoek van Marcello en Marc het gejammer deed
verstommen.
Er klonken zware
stappen aan de andere kant van de deur en na het fluisteren van het codewoord
‘Duisterjacht’ klapte het deurluikje weer toe. Na wat gemorrel aan het slot werden
de vier mannen haastig naar binnen geleid door Gijsje, reus en rechterhand van
Hoofdslager.
‘Volgen.
Ceremonie begint zo.’, was de korte boodschap van de kolos.
Na een korte
wandeling door een wirwar van donkere gangen en smalle stenen trappen arriveerden
ze in een ruimte die nog het meest leek op een wijnkelder uit lang vervlogen
tijden. Tegen de kale wanden hingen fel brandende fakkels die de rest van het
gewelfde zaaltje net genoeg deden oplichten.
Aan de verste
wand bevond zich een grote stenen tafel en acht autozetels die in een halve
cirkel waren opgesteld. De rugleuningen naar de tafel gericht als alternatieve
biechtstoelen. Achter vier van deze autozetels stonden de andere genodigden
reeds geduldig te wachten op het hoofd van hun geheim gezelschap. Ze droegen
dezelfde saaie grauwe regenjassen en Gijsje begeleide hen tot aan de vier vrije
plaatsen. Hij drukte zijn wijsvinger tegen de lippen om aan te geven dat de
stilte moest bewaard blijven.
Plots klonk
vanuit het gangenstelsel een luid gonggeluid. De meeste gasten herkenden het
signaal van Hoofdslager en bogen hun hoofd vol eerbied naar beneden. Martin
stond een beetje hulpeloos te wezen, maar hij imiteerde de anderen om niet uit
de toon te vallen.
Met statige
passen begaf de gemaskerde leider zich naar de stenen tafel, hief beide armen
omhoog en deed teken aan de aanwezigen dat zij mochten knielen op hun
autozetel.
‘Welkom,
Gootslagers. Welkom allen op deze heuglijke viering. Ons jaarlijkse offerfeest
is niet compleet zonder jullie. Maar we willen ook stilstaan bij hen die er
niet meer bij zijn. Onze gedachten zijn bij Pierre Delvoos. Na zijn fatale
werkongeval op Route3 wordt zijn plaats in deze besloten kring vanaf heden
ingenomen door een nieuwe jonge kracht.’
Martin knikte
nederig naar Hoofdslager, maar kon zich niet van de indruk ontdoen dat enkele
anciens niet helemaal akkoord gingen met de beslissing van de grote baas.
Martin had immers nooit een conventionele beenhouwerij uitgebaat zoals de
anderen en er was grote twijfel of hij wel geschikt zou zijn voor de moeilijke
stiel.
‘Om samen
overeind te blijven, moeten we onze gemeenschap genoeg verjongen’, ging
Hoofdslager verder met zijn betoog.
‘Martin zal mij
dit jaar assisteren bij het brengen van ons offer, en ik duld geen tegenspraak.
Treed naar voren jongeman.’
Terwijl Martin
schoorvoetend naar de stenen tafel schuifelde, gaf Gijsje een kleine jute zak
aan zijn meester. Hij stak de jute zak in de hoogte en sprak de plechtige
woorden:
‘Met dit offer
willen wij De Hoop uitspreken:
De Hoop dat de
vleesopbrengst voldoende zal opbrengen om onze families te voeden.
De Hoop dat we
geen mannen zullen verliezen in onze moeilijke stiel.
De Hoop dat we
bij elke mogelijk incident sneller op de plaats zijn dan de taxidermisten.
De Hoop dat de
Transport-Overste bij zijn besluit zal blijven om de snelwegen en kleinere
transportassen onverlicht te laten.
De Hoop dat er
zo weinig mogelijk glas in onze prooien terechtkomt.’
Elke zin werd
door de andere Gootslagers plechtig herhaald, terwijl ze bij het uitspreken van
het woord ‘Hoop’ hun beide armen omhoog wierpen.
Bij het
uitsterven van de laatste zin nam Hoofdslager de levende inhoud uit de jute
zak. Hij legde het met alle vier de pootjes samen gebonden rosse schepsel op de
stenen tafel en beval Martin dichterbij te komen.
‘Op mijn teken
laat jij het tegengewicht van de katrol los. Is dat duidelijk, jongeman ?’
Martin knikte
kort, maar zag nu pas wat Hoofdslager uit de zak had gehaald.
Een vossenjong
lag hem met angstige oogjes aan te kijken.
Anderhalve meter
boven de stenen tafel hing een gigantische tractorband aan een zware metalen
katrol als een reusachtige rubberen pendel.
‘Moge de oogst
rijk zijn dit jaar!’, riep Hoofdslager en hij wees naar Martin die intussen de
ketting van de katrol met twee handen had beetgepakt.
Martin sloot de
ogen, gaf de ketting een ferme ruk waardoor het gevaarte op de tafel plofte en
hoorde na het geluid van brekende botjes nog net het laatste zuchtje van het onfortuinlijke
vosje vanonder de band ontsnappen…
B) Repertoirestudie
De vlucht (tekst absurdisme)
Jack (door de intercom): ‘Welcome on board flight SAF-123 with destination Cairo, ladies and gentlemen. This is captain Jack speaking. We are preparing for take-off. Please fasten your sandwiches and stop kissing.’
Thaba
(fluisterend): ‘Goed gepraat, Jéck. Hulle sing nou al 'n toontje lager.
Gaan deur!’
Jack (met forse stem): ‘Ik weiger
passagiers die kussen! En zingen! Vooral NIET zingen. Er is niets zo gevaarlijk
als een passioneel klinkend couplet boven open zee.’
Thaba: ‘Maak jou geen onnodige bekommernisse,
captain. Ons vlieg vandag net oor land. Miskien dat ons weer met 'n weerbarstig
meer te maak kry onderweg, maar dat los ek wel op met wat profiteroles. Ek het
'n hele sak by my.’
Jack: ‘Met van dat heerlijke
bloemsuiker-gedoe? Oh, Thaba… Wat zou ik toch moeten doen zonder jouw trouwe
co-piloten-truuks, mijn smakelijkst
geurend Zuid Afrikaantje? Viooltjes verkopen op de zwarte markt van
Kaapstad? Dronken pinguïns leren tapdansen in de straten van Pretoria? Pieren
vangen in Vrijstaat? De mogelijkheden zijn even talrijk als jij geschift. Soit,
nu eerst proberen deze roestbak van de grond te schoppen.’
(Jack in zijn microfoon) ‘Flight
SAF-123 asking permission to use runway 2. I repeat, flight SAF-123 asking
permission to get the hell out of here.’
Metalen stem uit radioluidspreker: ‘De
Hel ook nog, zo-zo… En wat zeggen we dan, meneer de vliegenier ?’
Thaba: ‘Aargh, nie weer he: elke keer
dieselfde chanson. Ons gaan nie so nie op tyd by die kamele geraken.En hulle
het geen waspoeder meer.’
Jack: ‘Geen paniek, Thaba. Volkoren
begrijpelijk voor een luchtverkeerstoren met een minderwaardigheidscomplex en
veel te veel vrije tijd voorhanden om dagelijks af te knallen. Tja, dat komt
ervan: met een zak pickle-chips op je schoot dagen naar groene pinkende stipjes
turen. Die wreken zich op den duur ook vanwege die gitzwarte monitor, dat piept
toch voor zich?’
(Jack in zijn microfoon) ‘Flight
SAF-123 very kindly asking permission to use strong after-shave, very long
words and your absolute superbe runway number 2…Please.’
Metalen stem uit radioluidspreker: ‘Mmm,
hoe ? Wat was dat laatste?’
Jack: ‘P. L . E. A . S . E .’
Metalen stem uit radioluidspreker:
‘Véél, veel beter. Correct
gespeld nog wel. Well, you have permission for take-off, flight SAF-123. Runway
2 is clear. Denk ik. Veilige opvliegers en breek een been. Over.’
Thaba: ‘Aan alle sfinxies: hier kom ons
!’
‘TeZuka’ (recensie dansvoorstelling
Sidi Larbi Cherkaoui)
Een eerdere
poging van het Ballet van Vlaanderen om me op een dartele manier op andere
gedachten te brengen en over deze drempel te helpen, mislukte grandioos. Was
het geschuifel en gemompel, gevolgd door nog wat meer geschuifel en
nietszeggend geschreeuw dat ik mocht aanschouwen ter gelegenheid van de
MAS-openingsdag in Antwerpen, nu écht moderne dans? Het is me nog nooit eerder
overkomen dat ik tijdens een voorstelling mijn zitje wel voortijdig moét
verlaten wegens acuut snurkgevaar. Vandaar mijn scepticisme vooraf t.o.v.
‘TeZukA’.
Maar zie hier
ook de eerste én laatste negatieve pirouette in deze bespreking.
SLC opent
‘Tezuka’ met een volledig zwart podium waarop heel langzaam een grote gloeiende
bol neerdaalt. De rode vuurbal wordt op een wit doek geprojecteerd en vult de
zaal met een serene gloed. De eerste dansbewegingen van het gezelschap zijn nog
zeer ingetogen en sober, als een rouwritueel. Deze voorstelling kon eigenlijk
niet anders dan beginnen met een soort herdenking. Na de eerste choreografie
prevelt een trieste Japanse stem de trieste voorgeschiedenis van de
voorstelling.
SLC was namelijk
ter plaatse toen de aarde beefde in Fukushima. De voorbereidingen met de
dansers van ‘TeZuka’ werden hierdoor grondig verstoord. De natuurramp met zijn
zware nucleaire gevolgen had ook een invloed op de voorstelling zelf. Deze
ontplooit zich als een overzicht van de verschillende personages uit de
mangaverhalen van Tezuka.
Oh ironie, met
‘Astroboy’ (één van zijn bekendste personages) is er al meteen een
rechtstreekse verband met de huidige situatie. Een jongetje dat functioneert
door kernenergie. Tezuka had visionaire trekjes.
Volgend
personage is ‘Black Jack’: een geniale maar niet helemaal koosjere dokter en
zeer autobiografisch. Tezuka zelf had ook een geslaagde opleiding als dokter
achter de rug, maar koos toch voor Manga.
Via ‘Black Jack’
komen we - op het eerste zicht – aan een
wat rare zijstap in de voorstelling. Het ‘hoe, wat en waarom’ van de menselijke
bacterie en de complexe communicatie tussen deze elementen. Op de
hypnotiserende noten van enkele Japanse instrumenten kwam dit ogenschijnlijk
saai onderwerp fantastisch uit de verf.
Over verf
gesproken. Het was werkelijk een magnifieke beleving om te aanschouwen hoe de
kalligrafen, videomontages en dansers zich naadloos door elkaar vermengden. Het
gevaar bestaat dat zoiets tot verwarring leidt. Dat je niet meer weet waar je
eerst moet kijken. Niet hier: dit was geen zootje, maar een combinatie van
timing en precisie waar zelfs de producenten van de duurste en nauwkeurigste
Zwitserse uurwerken jaloers op zouden zijn.
Twee dansers die
stripgewijs voor een wit doek een gevecht beslechten. De kreten,
luchtverplaatsingen, stofwolkjes, de onmisbare ‘POW’s en ‘AARGH’s (maar dan in Japanse tekens) toveren ze met
hun uitbundigheid op het doek. Op het puntje van mijn stoel, puntje van de tong
uit de mond. Of halfopen door de schoonheid van het spektakel. Alles aan deze
voorstelling (belichting, tempo, intensiteit, muziek) zat juist. Werkelijk
subliem.
Er zat toch één
raar smaakje aan deze voorstelling.
Naar Nóg.
‘Villa Des Roses’ (filmbespreking
Frank Van Passel/Willem Elsschot)
Toegegeven, mijn
kennis over het literair werk van Willem Elsschot was bijna onbestaande. Een
groot gapend gat in mijn soms te eenzijdige doch goedgevulde culturele rugzak.
Dichter Alfons De Ridder: één grote blinde Kaasvlek. De zomer van 2010 zal mij
persoonlijk altijd bijblijven als de periode dat ik het genoegen had ‘Maria Van
Dam’ te leren kennen. Andere pareltjes van dit Antwerpse monument ontdekte ik
dankzij enkele betoverende evenementen in het programma van de Zomer van
Antwerpen (film, theater, concerten). En zo werd dat Elsschotgat toch al iets
kleiner. Met als (voorlopig) eindpunt de vertoning van ‘Villa Des Roses’ in de
Antwerpse bibliotheek Permeke. De verfilming van de gelijknamige roman uit 1913
van Elsschot door Frank Van Passel (regisseur van mijn ‘all time favorite’
ooit, nl. ‘Manneken Pis’). Voor ik mijn bescheiden mening uit de doeken doe,
moet ik er wel aan toevoegen dat ik uit nieuwsgierigheid enkele dagen na de
vertoning het boek heb uitgeleend bij de bib. En verslónden. Ik ben me er heel
goed van bewust dat de eerste indrukken na de film helemaal vertekend werden
door de magie van de pocketversie. De rake toets waarmee Elsschot personages,
ruimtes, gevoelens en situaties oproept is er één van een nauwkeurig
observator, blootlegger van het verborgene. Door middel van niets aan het
toeval overlatende taal, soms ijskoude cynische bemerkingen maar vooral bakken
gortdroge humor creëert hij op papier een wereldje waar je wel even vertoeven
wil. Gewoon om te weten hoe het afloopt. Tot daar loopt de waardering voor boek
en film nog parallel. Op bijna alle andere vlakken was het boek noemenswaardig
krachtiger en boeiender. De zaken die me in de filmversie echt wel konden
bekoren, verzonken diep weg na elke pagina die ik tijdens de leesbeurt omdraaide.
Het verhaal verteld in de film is slechts een fractie van hetgeen zich afspeelt
in de Villa. Nóg een extra pluim op de hoed van Willem. De sfeer, kostuums,
soundtrack, het klopte allemaal. Ook de vertolkingen waren overtuigend, al
speelde het verhaal zich af in het Engels. Maar die extra Elsschot-toets uit de
roman ? Die ontbrak.
C) ‘zeS: zien en Schrijven’
(afstudeerproject – presentatie 30 mei 2013)
Brief
‘zeS’:
ZienEnSchrijven
Woensdag 25 Juli 2012
Beste Raf, Veerle, Patrick, Steve,
Pang en David,
Aan het einde van deze zomer gaat
mijn laatste jaar ‘literaire creatie’ van start op de Academie Woord van
Berchem. Het derde jaar zal vooral dienst doen om deze boeiende schrijftraining
op een adequate manier af te ronden met een afstudeerproject.
Niet zomaar een eindwerk. Nee, even
terugkijken op de voorbije twee schrijfseizoenen en vaststellen wat een
geweldig cadeau deze opleiding wel voor me was. Mijn opdracht klinkt eenvoudig:
schrijf ‘een’ afstudeerproject en presenteer dit werk eind mei/begin juni 2013
aan een openbare jury.
En hier komen jullie in beeld.
Beter gezegd: willen jullie afkomen mét een beeld?
Indien jullie de tijd en goesting
vinden, wil ik jullie vragen om mij uiterlijk half september een
schets/foto/kribbel/textiel/tafereel/voorwerp/maquette/
canvas/sculptuur/illustratie/… aan te leveren. Het thema is eenvoudig én zeer
ruim interpreteerbaar:
‘vroeger & nu’
elke vorm van veroudering-transformatie-
evolutie-slijtage-mutatie-
‘voor-en-na’-modernisering-nostalgie-…
zeS deelnemers, zeS
verschillende visuele prikkels voor mij om te vertalen in een passende tekst
(kortverhaal, gedicht, column, speech, dialoog, etc.).
Deze teksten zullen samen met
jullie bijdrage gepresenteerd worden op een afsluitende expo. Beelden dansend
met woorden.
Alvast
bedankt om deel te willen uitmaken van deze bonte kruisbestuiving !
Michael
* Mijn ware gelaat (beeld: David Van Mieghem)
Zie mij hier nu
zitten.
In mijn oude
kinderkamer.
Eergisteren rond
22u deed ik net hetzelfde als op alle voorbije avonden.
Mijn hoofd
stevig in mijn zachte kussen drukken en klokvast als een volgevreten dier in
een diepe, lange slaap glijden.
Zeven uur later
begon de nachtmerrie.
Wakker. Alles
zwart, blinde paniek.
Rechtop in bed
gaan zitten.
Ik hoorde
vogeltjes en verkeer, maar mijn nacht ging niet voorbij.
Of in elk geval,
ik zag het niet.
In mijn
bovenkamer klonken simpele vragen:
“Er brandt toch
een nachtlampje in de gang?”
“De
slaapkamerdeur laat ik toch altijd open staan?”
Eerst gedempt en
verbaasd, alsof iemand anders aan het woord was.
Dan met pure
angst en verbijstering in mijn stem.
Nog deels
overtuigd dat een elektrische zekering het begeven had, ging ik op zoek naar
een simpele streep licht.
Als een
blindeman op de tast in de stoppenkast.
Ook niks. Voor
zover ik kon voelen, stonden alle schakelaars zoals het hoorde.
Mijn zekering
sprong en meerstemmig belde ik een ambulance.
“Onbegrijpelijk.
Uniek. Ongezien”, bromde de specialist toen ik op de behandelingstafel lag.
“U mankeert u
niets. Behalve uw gezicht...”
Geschuifel van
schoenen en dan een zucht in de zwarte leegte.
De wetenschap
stuit op een raadsel, maar ik weet beter.
Zoveel
stommiteiten, zoveel bedrog. Het moest er van komen.
Elk woord dat ik
vroeger sprak: gedrenkt in onderhuidse minachting .
Elke beweging en
mening weloverwogen, nooit gemeend.
Excuses strooide
ik in het rond als zout op besneeuwde wegen.
Ieder voornemen
gespekt met leugens en speculatie.
Plat
opportunisme, een sporttak? Ik kampioen!
Plechtige beloftes
niet nakomen, zonder verpinken overschakelen van flirten naar verwensen en er
plezier in scheppen vrouwen tegen elkaar op te zetten.
Waarna ik ze
zonder aarzelen met een smak terug in hun zielige leventjes drop.
Sjoemelen,
misleiden, manipuleren, ik had het allemaal onder de knie.
Mijn gezicht
veranderde telkens met de snelheid van een oogopslag, afhankelijk van welk voordeel ik ermee kon doen.
Niemand kende
mijn ware gelaat: ik had er zoveel en ik kwam ermee weg.
Kwam.
Voor een
‘meningkje’ of een vlotte babbel hoef je op mij niet meer te rekenen.
Luisteren is het
enige wat ik nog kan.
Praten lukt nog
wel, maar er is niemand meer die mijn gezelschap of continu wisselende stemmen
verdraagt.
Ogen, neus,
lippen en andere onderdelen waar ik vroeger mijn kunstjes mee opvoerde zijn
verdwenen.
Een
expressieloos gedrocht schrikt iedereen af.
Wat blijft er
over als de maskers één voor één afvallen?
Je verdiende
loon, of hoe zeggen ze dat.
De dokter
spreken van de meest extreme vorm van gezichtsverlies, ooit.
* De Tegel (beeld: Patrick Vanhelmont)
Volle
dienstbladen met schuimwijn en fruitsap cirkelen non-stop rond ons heen en ook
de anderen, de iets meer extravagant uitgedoste genodigden genieten duidelijk
van de vlotte bediening. De lekkere brut bruist aangenaam in mijn hoofd en ik
besluit mijn vrolijk taterende vrouw en de rest van het uitbundige gezelschap
te ontvluchten.
Ik begeef me
naar een rustige expositieruimte naast de ingang, waar een relatief klein groen
vierkant op de linkse muur mijn aandacht trekt. Zonder mijn ogen van het werk
af te houden, strompel ik langzaam over de spierwitte betonvloer en hou halt
wanneer ik tot op één enkele pas van de wonderlijke creatie sta.
Is het olie op
doek? Hout of kunststof? Voorzichtig streel ik met mijn rechterwijsvinger over
de oppervlakte en de zijkanten van het vierkant. Mijn vingertop aait gretig.
Oh, groene latex nog wel!
Ik stap twee
meter achteruit en gaap me schaamteloos een kramp.
Sober belicht,
heel bescheiden. Niets groots of bombastisch, maar wat een schat aan rauwe
details. Intrigerend onopvallend. In het hart van het werk loopt een
onwezenlijk fijn raster van kleine tegels. Een kunstwafel!
Als
gehypnotiseerd zet ik drie stappen naar links en ‘ontdek’ in de linkerbovenhoek
een kleine fermette met struikgewas er rond. Ogenschijnlijk willekeurig
aangebrachte vlekken klitten samen tot een mysterieus tafereeltje. Als een
magneet trekt het vierkant me dichterbij, nu aan de rechtse kant. Ik probeer
het plaatje naast het werk te lezen, maar de letters dringen niet tot me door.
Mijn onbeheersbare blik flitst onmiddellijk terug naar het groen.
Hetzelfde groen,
maar toch anders. Door de veranderde lichtinval ontwaar ik rechtsonder The Fonz
die een revolver afvuurt in de richting van de linkerbenedenhoek, waar een
Spaanse señorita tevoorschijn lijkt te springen. In profiel, met een
suggestieve draai van haar ’Trajes Faraleas’, de traditionele Flamencojurk. Dat
vestimentair detail herinner ik me van onze jaarlijkse vakanties naar
Torremolinos. En als bonus bemerk ik nog een pront tietje ook!
Zie mij nu,
trillend op mijn benen, met een kletsnat bezweet
voorhoofd.
Hoewel heel mijn
lijf schreeuwt om wat welgekomen afkoeling, blijf ik liever deze schepping
aanschouwen. Hoe de maker het voor mekaar gebracht heeft? Geen idee, maar dit
kunstwerk lééft!
Ik weet ook niet
waar ze vandaan komen, maar die tintelingen in mijn onderbuik heb ik sinds lang
niet meer gevoeld. En mijn Dorynn ook niet, die heeft daar zo geen behoefte
aan. Tenminste, dat heb ik zo begrepen nadat al mijn pogingen tot meer
spielerei in de slaapkamer op een ‘no, no’ werden onthaald.
Ik strek beide
armen en sluit de ogen, maar zie nog steeds de contouren van ‘mijn’ ontdekking.
Alsof ze op mijn netvlies gebrand staan en ik op eender welk moment die
fascinerend groene wereld kan binnenstappen, maar ik betwijfel of Dorynn op dezelfde manier van dit werk zal
kunnen genieten.
Ik ken haar té
goed, ik weet nu al hoe ze zal reageren en de bijhorende discussie die zal
losbarsten, speelt zich af als een 3D film in mijn hoofd:
“Jacques, wat hebben we slechts een uur
geleden in de wagen duidelijk afgesproken?
Daar was jij toch bij?
De man die vanmiddag naast me aan het stuur
zat, luistert toch naar jouw naam, of heb ik het mis?”
‘Wij’ hebben
juist niks afgesproken, Dorynn.
Toen ze in de
auto over dit evenement bleef doorkakelen, gaf ze me
zelfs de kans niet om te kúnnen reageren.
Ik moest me
ontfermen over de navigatie, want mijn passagier liet het voor de zoveelste
keer afweten. En het toppunt van alles: die Hollandse vrouwenstem uit het
GPS-toestel krijste nét niet scheller dan zij. Dat op zich was al een hele
prestatie, maar Karin Van De Garmin kon wél kaartlezen.
Wat dit
kunstwerk betreft: ik ben gewoon machteloos.
Deze groene
creatie zuigt me naar zich toe als een razende Nilfisk die een pluk kattenhaar
verorbert. Mijn gedachten worden charmant gegijzeld door dit pareltje van
hedendaagse kunst. En schat, voor je daar wéér over begint: nee, het ligt niet
aan de schuimwijn, maar dit groen heeft óns uitgekozen!
“O nee, jouw artistiek feestje gaat niet
door!
Er hangen hier nog meer dan genoeg andere
stukken om eerst te bekijken.
Je kan later nog beslissen, en daar zal ik
je wel in bijstaan.
Bovendien hangen er twee zalen verder enkele
hyperrealistisch geschilderde stillevens met fruit en oud speelgoed, pràchtig!”
Hó, ik kan me nú
al niet meer bedwingen: hou me tegen voor ik ongelukken bega, Dorynn! Ik heb
altijd al oud fruit op onze muren willen hangen, maar ik mocht niet van jou…
“Ja-ja, lach maar met echte, verfijnde
kunst. Eindproducten van een eeuwenoude ambacht.
Toch geen ordinair stuk caoutchouc, besmeurd
met… slordige franjes?
Een eventuele aanwinst moet toch op zijn
minst een heel klein beetje bij de rest van de woonkamer passen, niet? Dat die
tint groen vloekt met de kleur van onze lusterkap als een met La Tourette
gezegende ketter, tot daar aan toe, maar deze ‘creatie’ past absoluut niet bij
de stijl van onze meubeltjes.
Bovendien, op onze gevorderde leeftijd
houden we het toch best zo klassiek mogelijk.”
Klassiek?
Middeleeuws zal ze bedoelen.
“Enfin, ik ga er toch vanuit dat jij mijn
mening deelt?”
Het wordt
dringend tijd dat ik haar duidelijk maak hoe ik over sommige zaken denk. Wedden
dat ook de waarde van dit heerlijk groene tableau ter sprake komt?
“En dan hebben we het nog niet eens over dat
buitensporig prijskaartje gehad.
To-táál niet in verhouding tot de geleverde
prestatie: ga wat rondscharrelen op bouwwerven in de stad en je zal met
interessantere objecten thuiskomen!”
Hysterisch tot
en met, zo ken ik je weer. Gelukkig kan niemand het horen.
“Kunstkenner van mijn voeten. Ik ben niet
van plan om op dit gedrocht te staren
voor de laatste, kostbare jaren van mijn leven”
Met zulke
bekrompen, kortzichtige en door dorpsmentaliteit aangetaste kunstopvattingen
zou ze mijn hersenen pijnigen? Wel, Dorynn, ik zal je eens een mening onder de
neus schuiven. De mening van een man die heel zijn leven onwaarschijnlijk hard
gewerkt en braaf geluisterd heeft. En daar nu eindelijk iets voor terug wilt.
Ik zal jou exact
vertellen wat dit kunstwerk bij mij naar boven brengt.
Het groen
kalmeert me, verbreedt mijn innerlijke horizon.
Deze edele tegel
symboliseert het oude vel dat ik van me af wil werpen. De gepensioneerde fase
in mijn leven verdient een nieuw jasje!
“Het is en blijft een vuil plastic vel!”
Nee-nee, het is
kunststof, Dorynn. KUNST-stof.
En straks is het
míjn kunststof. Jij hebt heel mijn carrière lang beslist hoe, wat en in welke
stijl we onze kamers hebben ingericht. Wie heeft onze spaarpot gevuld? A-ha! Nu
is het dus ein-de-lijk mijn beurt om te kiezen. En weet je wat? Het begint met
deze waanzinnig knappe ‘tegel’!
“Hier wijken mijn kristallen en porseleinen
pronkstukken NIET voor. Nooit!”
Jouw antieke
brol heeft zijn tijd gehad. Ander en beter!
Wat is er mooier
dan een beginnend kunstenaar een duwtje in de rug te geven?
“Mijn vriendinnen zullen me uitlachen,
wegblijven en roddelen!”
Dan zijn het
geen echte vriendinnen, vrouwmens!
“Ik kan jouw kunst tot hier ruiken!”
Goed zo, en als
het jouw ellendige keukengeuren ook nog zou kunnen verdoezelen: helemaal perfect!
Een hand trekt
mijn elleboog bruusk achteruit.
Het laatste
slokje schuimwijn kolkt vervaarlijk in mijn glas en de realiteit gutst binnen.
De knokige knuist rond mijn arm lost zijn greep en komt naast me staan.
Het is Dorynn,
ze kijkt me aan alsof ik net op de verkeerde planeet ben geland.
“O, hier ben je,
Jacques. Ik was je weer uit het oog verloren. Zelfs in de buurt van de naakten
kon ik je niet vinden.”
Mmm…
“Wat, ‘Mmm’? Ik
dacht dat je zoals de vorige keer niet van die verzameling blote dames hun
zijde zou wijken. Ben je ziek of zo?”
Ziek? Nee,
Dorynn, alles behalve ziek. Wél helemaal ondersteboven van dit juweeltje. Wat
denk je?
“Juweeltje? Dit?
Jij denkt er toch niet aan om onze zuurverdiende centen te verkwanselen aan
zo’n niemendalletje?”
Je hebt gelijk.
Ik zou niet eens durven, Dorynn.
Kom, we gaan
naar de volgende ruimte.
* Kroostoogst
(beeld: Pang Lam)
Six-Word-Story 1
‘Courgettes vergeten nooit’, lachte
vader schalks.
Six-Word-Story 2
‘Niet veel soeps’, bedacht Poo-Chi
onderweg.
Six-Word-Story 3
Haar geloof in groentjes bleef
onaangetast.
Six-Word-Story 4
Zo zielig…, maar geplukt is
geplukt!
Six-Word-Story 5
Het doet echt geen pijn, hoor.
Six-Word-Story 6
Kind zoekt
voedsel en vindt prins.
* Weg Wijzer (beeld: Raf De Smet)
Waar ben je toch
gebleven, grote broer?
Zomaar
vertrekken zonder boe, ba of waarschuwing: heel stoer
Je hebt ons
verlaten, voor jou zijn wij niet meer van tel
Als een Houdini
geruisloos ontsnapt uit deze glazen cel
“Voor altijd
samen” heb je ooit beloofd
In onze
onafscheidelijke trip op zoek naar oneindigheid
heb jij dus
nooit geloofd
‘De tand des
tijds overleven’, daar gingen we toch sàmen voor?
Opgewonden
lopen, draaien, wijzen,
We tikten zonder
morren door
Haperden nooit,
gleden mee
en speelden
haasje-over als volgzaam vee
Nu mis ik het rustgevend
getik van onze raderen
Die haarfijne
aai tijdens het voorbij benen
voelde ik reeds
van verre naderen
Je bent toch al
een poosje verdwenen
Onze pijlen
hangen ongeduldig stil
Decennia lang
vastberaden nauwkeurig,
tegenwoordig
geruisloos en kil
Uitgestald
relikwie op leeftijd, oud, out en in de put
Keer je ooit nog
terug of zijn we jou voorgoed kwijt?
Huilen heeft
geen nut
‘Want onze
tranen drogen sneller dan een zee van tijd’
Licht ontvlambaar (beeld: Veerle Vaessen)
Nuri kan helemaal
niet wachten
heeft absoluut
geen geduld
Dat belachelijk
korte lontje
is niet haar
eigen schuld
Ze houdt niet van
treuzelen
wacht tot je haar
ontmoet
Altijd bezig,
steeds gedreven
knallen zit haar
in het bloed
Opvliegend, licht ontvlambaar
Geprikkeld geeft ze van katoen
Opvliegend, licht ontvlambaar
maar ze kan er niets aan doen
Nuri furie schiet uit haar sloffen
tegen Jan en
alleman in de kroeg
Onverwachts
ontploffen
een simpel vonkje
is soms genoeg
Jaloers, kattig,
bijna obsessief
en voor andere
vrouwen een gevaar
Kerels
bestempelen haar explosief
Met hen is ze nog
lang niet klaar
Opvliegend, licht ontvlambaar
Geprikkeld geeft ze van katoen
Opvliegend, licht ontvlambaar
maar ze kan er echt niets aan doen
Kwaad op
zichzelf, furieus op de rest
‘Gods vuur’ dat
zo hevig woedt
diep in haar naam
en lichaam genest
Ontembare koleire
als hoogste goed
Dat lijf vol
passie en pit
De ellendige
oorzaak
waarom ze nu
helemaal alleen
voor het
haardvuur zit
Opvliegend, licht ontvlambaar
Geprikkeld geeft ze van katoen
Opvliegend, licht ontvlambaar
en toch wil ze er niets aan doen
Naar aanleiding van haar negentigste
verjaardag bezoek ik Arabelle Kaiser in het rust- en verzorgingstehuis
Mayerhof, gelegen in een rustige buitenwijk van Wenen. De directie van het
WeensVolksTheater heeft me gevraagd om hun laatst overgebleven ex-werkneemster
uitgebreid in de bloemetjes te zetten en haar verhaal op de voorpagina van het
WVT-magazine te plaatsen. Zachtjes klop ik op de deur van haar kamer en nog
geen tien tellen later staat een frêle dametje in de deuropening. Ze neemt de
enorme ruiker witte rozen beleefd in ontvangst, ruikt er even aan en geeft de
bloemen door aan de hoofdzuster die ons met een roze kartonnen doos achterna
gehold komt. Na een kennismakingsronde van één oogopslag doet Arabelle teken
aan de zuster dat de taartdoos open en haar deur toe mag. Het rode lampje van
mijn digitale dictatafoon zal anderhalf uur lang non-stop branden. De middag
lijkt zich eerst richting ‘gemoedelijke babbel met gebak’ te begeven. Tot ze me
na haar eerste stukje taart samenzweerderig dichterbij wenkt. Wat volgt is een
verhaal dat ongetwijfeld het tegenovergestelde doet vermoeden, maar toch wil ik
hier nadrukkelijk vermelden dat tijdens het afnemen en uitschrijven van dit
opmerkelijke interview géén illegale substanties genuttigd werden. Voor alle
duidelijkheid: door geen van beide partijen.
WVT – Excuses voor mijn
vrijmoedigheid, Frau Kaiser, maar ik zou de waarheid oneer aandoen als ik u
niet complementeer met de rijpe schoonheid die u nog uitstraalt, ondanks uw
hoogbejaarde leeftijd.
BELLE – Dankjewel,
jongen. En noem me maar Belle. Die officiële Ara heeft me mijn lange leven in
de weg gezeten.
WVT – Uw beide ouders
werkten in het Volkstheater vanaf 1930. Weet u nog precies wanneer u zelf in
het Volkstheater begonnen bent?
BELLE – Als u een exact
tijdstip verwacht, vrees ik dat u hier nog lang zal zitten. Het theater was
mijn thuis, lieve jongeman. Ik ben er opgegroeid, ik kwam en ging wanneer ik
wilde. Hm, heerlijke taart! Wij krijgen hier meestal een plakje kartonachtige
cake met een toefje slagroom erop. Zelfs taart komt uit een fabriek
tegenwoordig. Waar was ik… Oh ja, het theater. Toen ik er zelf nog niet werkte,
had ik al een sleutel van de zij-ingang. Terwijl mijn ouders hun handen vol hadden
met het ontwikkelen van de decorstukken, dwaalde ik er als tienermeisje rond en
verzon mijn eigen toneeltjes (lacht dromerig). Ik kende werkelijk ieder hoekje
en kantje.
WVT – Sorry dat ik u
onderbreek, maar wilt u misschien nog een stuk taart?
BELLE – Ja, graag.
Nogmaals: heerlijke taart! (geheimzinnig)
Kent ú de grootste leugen van Wenen?
WVT – De leugen van
Wenen?
BELLE – Ja, heel die
affaire met ‘Das Emphangszimmer’. Het was mijn favoriete plekje in het ganse
theatergebouw. Niet alleen omdat enkel de poetsvrouwen er heel af en toe
kwamen, maar omdat mijn fantasie er naar hartelust kon rondfladderen. Het
kleine zaaltje met bruine lambrisering aan de wand, het peperdure
visgraatparket en de kolossale meubels met marmeren tablet: als ik mijn ogen
sluit, kan ik zelfs het hout nog ruiken. (fel)
Het was volledig mijn territorium! (fluisterend)
…tot hij kwam.
WVT – Pardon, Belle,
maar wie is ‘hij’?
(mij
compleet negerend slikt ze een hap taart door en vertelt onverstoorbaar
verder)
BELLE - Toen ik wist
dat u zou komen, heb ik een moeilijke knoop doorgehakt. Mijn vriendin Ruth is
onlangs overleden. Ze was twee dagen jonger dan ik en lag hier drie kamers
verder. We waren onafscheidelijk en het was vanwege haar Joodse afkomst dat ik
dit geschifte relaas nog nooit aan een levende ziel heb durven vertellen. Het
brandde zo vaak op mijn tong, maar de schaamte was te groot. Ik wilde Ruth niet
kwijt als beste vriendin, maar nu zij er niet meer is, moet alles er uit. Ik
voel me nu al opgelucht dat ik het eindelijk aan iemand kan vertellen.
Bovendien mogen zijn nieuwste aanbidders en geestverwanten weten wat voor een
triestig figuur hij eigenlijk echt wel was. Vóór ik de details van die
weggemoffelde herinneringen vergeet. Of gewoonweg de kans niet meer krijg.
WVT – Die ‘hij’, was
dat uw vader misschien?
BELLE – Nee, natuurlijk
niet. Zelfs mijn brave vader was niet op de hoogte van wat er zich op drie
opeenvolgende maartse maandagavonden in die kamer heeft afgespeeld. Vader en
moeder geloofden niets van de vage geruchten en rare verhalen over hem. Het
gefluister achter de schermen klonk steeds luider, maar de ware toedracht? Nee,
daar had in 1938 echt niemand een flauw benul van.
WVT – Euh, ik op dit
moment eerlijk gezegd ook niet, Belle. Wie is die ‘hij’ toch? En wat heeft die
leugen er nu mee te maken?
BELLE – Het bestuur van
Wenen blijft bij de versie dat hij die speciaal voor hem ontworpen ruimte in
het theater nooit persoonlijk heeft betreden, maar hij stond daar wel ineens
voor mijn neus!
WVT – Wie?
BELLE - ‘Dolf
Knevelbal’, zoals ik hem wel eens spottend noemde.
WVT – (overdonderd)
Dolf? Adolf? Adolf HITLER?
BELLE – Het was een
klein zwart snorretje dat plots boven de houten trapleuning uitstak en
straalblauwe ogen die me vanuit diepe oogholten opengesperd observeerden.
Minutenlang. Ik schrok wel even, maar zag al snel dat ik van dit menselijk wrak
niets te vrezen had. De hele scène was zelfs op het randje van lachwekkend, om
eerlijk te zijn. Ik weet ook nog altijd niet hoe hij daar ongezien is
binnengeraakt.
WVT – Maar dat is toch
helemaal niet mogelijk, Belle?Bent u heel zeker? Dé Führer?
BELLE – Ik ben heel
teleurgesteld dat u me niet onmiddellijk geloofd. Ja, natuurlijk was hij het.
Dat hebt u heel goed begrepen. Gepraat hebben we amper, het waren eerder
bizarre bevelen van een gedrogeerde pervert.
WVT – Gedrogeerd? Wat
nam hij dan?
BELLE –
‘Panzerschokolade’ natuurlijk! Voor we zijn geknipte spelletjes speelden,
diende hij zichzelf telkens een stevige injectie toe.
WVT –
‘Panzerschokolade’?
BELLE – ‘Pervertine’
was ook een naam die ik later opgevangen heb van een soldaat. Een vriend van
mijn vader die na de oorlog bij ons heeft gelogeerd. Het zijn amfetamines,
jongeman. Zijn persoonlijke lijfarts bezorgde hem het spul. Zijn soldaten
zouden het later ook op het slagveld gebruiken om langer te kunnen vechten,
maar hij kende het product al iets vroeger.
WVT – En moest u ook
mee gebruiken?
BELLE – Nee, nooit. Hij
heeft me nooit aangeraakt. En dan achteraf al de verhalen van die zogezegde
minnaressen die stapelgek van hem geworden zijn! Ik geloofde ze wel, maar
herkende niet de man die sommige van hen zelfs tot fatale wanhoop dreef. Er
moeten ongetwijfeld toch nog andere mensen op de hoogte geweest zijn van zijn
rare manieren?
WVT – En wat voor
bevelen gaf hij dan?
BELLE - Het kwam altijd
op hetzelfde neer: kort na de injectie moest ik hem een knevelbal omdoen. Ik
herinner me nog goed hoe ik met de riempjes tekeer ging. Wist ik veel!
Vervolgens ging hij poedelnaakt met zijn rug midden op de parketvloer liggen en
dan moest ik mij ontlasten.
WVT – Pardon?
BELLE - Kleine én grote
boodschappen, recht bovenop zijn gezicht. Het zag er écht niet uit, dat kleine
nazi-pikje met die enkele teelbal, maar voor mij was het een zoveelste
toneeltje. Het tafereel duurde maximum 10 minuten. Nadat hij zich droogde met
een grote handdoek en zich terug in zijn pak hees, verdween hij weer.
WVT – En moest u zich
ook uitkleden?
BELLE – Nee, zoals ik
al zei, hij heeft me nooit aangeraakt. Of slecht behandeld. Ik moest alleen
kijken. Hij vond het fascinerend dat ik niet wegkeek en mijn rol met
overtuiging speelde. Hij leek geïntimideerd door mijn vertolking.
WVT – Ongelofelijk,
Belle. Dit is te gewoon echt te gek voor woorden…
BELLE – De derde en
laatste sessie in ‘Das Emphangszimmer’ eindigde bijna fataal. En volgens mij
lag de sleutel van de deur naar het einde van de oorlog in dat strontbruine
zaaltje. Nog vóór ie goed en wel begonnen was, werd de Tweede Wereldoorlog dààr
verloren.
WVT – Wat bedoelt u?
BELLE - Als hij zijn
invasieplannen iets beter zou hebben voorbereid en van de drugs was gebleven,
had de rest van Europa er niets tegen kunnen beginnen. Het Duitse volk
adoreerde toen iemand die opgesloten zat in zijn eigen gekte. Hij liet zich
opzwepen door de massahysterie van een legertje jaknikkers terwijl Duitsland
nog geen Plan B had om een oorlog van die omvang te ontketenen. Alles gebeurde
té overhaast, onder invloed van zijn verslaving.
WVT – Bestaan er nog
bewijsstukken van die ‘bezoekjes’?
BELLE – Foto’s bedoelt
u? Nee, alles gebeurde zonder medeweten van zijn entourage. De metalen
knevelbal met lederen riempjes is het enige wat ik nog in mijn bezit heb. Dat
attribuut kreeg ik na de laatste sessie, toen hij er bijna in stikte. Het drong
pas achteraf tot me door: als ik hem toen niet had geholpen, was er nooit
sprake geweest van die ellendige tweede wereldoorlog. Ik had zoveel verdriet en
bloedvergieten kunnen voorkomen. (stil)
Als ik had geweten wat hij toen nog allemaal van plan was…
WVT – Mag ik die
bewuste knevelbal eens bekijken, Belle?
BELLE – Wacht, ik zal
hem even halen. Het zakje met de bal zit in mijn valiesje en nog nooit eerder
geopend. Beloof me wel plechtig dat je het lelijke ding ineens meeneemt en dat
het niet in de verkeerde handen zal terechtkomen.
Dan ben ik eindelijk van heel die affaire verlost.
WVT – Je hebt mijn
erewoord, Belle. Ik zal het aan de juiste mensen bezorgen.
Wanneer Belle
terugkeert met een zwart fluwelen zakje, bonkt mijn hart bijna uit mijn pull.
Behoedzaam en tergend traag trekt ze de koordjes van het zakje los, en giet de
inhoud in haar schoot. Waar een grote zwarte ui tevoorschijn rolt. Ze kijkt me
aan met grote ogen vol ongeloof en betrapt me op een kleine grinnik. Op dat
moment is Frau Kaiser als een bezetene beginnen gillen, beschuldigde een hele reeks
namen die na grondig onderzoek niet meer in leven blijken te zijn en er kwamen
ook nog enkele heel vuile scheldwoorden aan te pas. Achteraf kon de politie
niet vaststellen of er mogelijk diefstal in het spel zou kunnen zijn. Het
verplegend personeel van Mayerhof had niets verdachts opgemerkt, maar ook nog
nooit eerder het bewuste zakje gezien.
Enkele weken na dit
interview kregen wij een brief van het verzorgingstehuis waarin zij ons
afschilderen als op sensatie beluste onruststokers. Volgens hen was het onze
schuld dat Frau Kaiser sinds het incident geen woord meer gezegd heeft, en dat
haar toestand snel verslechterd. Het bedroeft onze ganse redactie, maar wij
benadrukken dat wij op geen enkele wijze dit incident veroorzaakt noch
uitgelokt hebben. Wat de getuigenis van Frau Kaiser betreft, kunnen wij
vermelden dat de juiste deskundigen zullen worden aangewezen. Zij zullen de
vloer van Das Emphangszimmer aan een grondig onderzoek onderwerpen om zo alle
twijfel weg te nemen. Wordt vervolgd.